ECLI:NL:CRVB:2014:672
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering levensloopuitkering; afwijzing verzoek voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van een levensloopuitkering. De verzoeker, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het bestreden besluit had vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet bevoegd was om de levensloopuitkering terug te vorderen, omdat de betrokkene, die werkzaam was bij de brandweer van de gemeente Den Haag, recht had op een levensloopuitkering op basis van een levensloopregeling. De rechtbank stelde vast dat de verzoeker niet de juiste procedure had gevolgd en dat de betrokkene niet meer dan 100% van zijn laatstgenoten bezoldiging mocht ontvangen.
De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij meende dat de rechtbank te ver was gegaan door zelf in de zaak te voorzien. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de verzoeker niet voldoende spoedeisend belang had aangetoond voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter benadrukte dat de aangevallen uitspraak slechts van directe betekenis was voor de rechtsverhouding tussen verzoeker en betrokkene en dat er geen precedentwerking aan verbonden was. Bovendien was niet aangetoond dat de uitvoering van de uitspraak zou leiden tot onoverkomelijke financiële problemen voor de verzoeker.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat niet voldaan was aan de voorwaarden van onverwijlde spoed zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door C.H. Bangma, met P.W.J. Hospel als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 27 februari 2014.