ECLI:NL:CRVB:2014:671
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake herziening en terugvordering levenslooptegoed brandweer
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (verzoeker) hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank de bestreden besluiten van verzoeker heeft vernietigd. De betrokkenen, die werkzaam waren bij de brandweer van Den Haag, ontvingen levensloopuitkeringen op basis van een levensloopregeling. Verzoeker heeft hen medegedeeld dat er door een administratieve fout te hoge bedragen zijn uitgekeerd en dat deze bedragen teruggevorderd zouden worden. De rechtbank oordeelde dat verzoeker niet bevoegd was om de levensloopuitkeringen terug te vorderen, omdat hij geen beschikkingsmacht had over het levenslooptegoed. Verzoeker heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij meende dat de rechtbank te ver was gegaan door zelf in de zaak te voorzien.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de door verzoeker aangevoerde redenen voor een spoedeisend belang niet voldoende waren. De wetgever heeft aan het instellen van hoger beroep geen schorsende werking willen toekennen, en de voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van verzoeker niet zwaarder wogen dan de wettelijke bepalingen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de voorlopige voorzieningenprocedure niet geschikt is voor het beantwoorden van de rechtsvragen die in deze zaak aan de orde zijn. De uitspraak van de rechtbank blijft dus in stand totdat er een definitieve uitspraak in de bodemprocedure is gedaan.