ECLI:NL:CRVB:2014:63
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- R. Kooper
- R.C. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigde uitkering op basis van neveninkomsten van gewezen beroepsmilitair
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De zaak betreft de terugvordering van een onverschuldigde uitkering van € 233,73 aan een gewezen beroepsmilitair, die in mei 2004 neveninkomsten heeft ontvangen. De Minister van Defensie, als appellant, stelde dat deze neveninkomsten niet waren verrekend met de uitkering, zoals vereist volgens artikel 5 van de Uitkeringswet gewezen militairen (Ugm). De gewezen militair, als betrokkene, voerde aan dat hij maandelijks opgave had gedaan van zijn neveninkomsten en dat de verjaringstermijnen voor terugvordering al waren verstreken.
De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat de Minister niet kon terugvorderen, omdat de terugvorderingstermijn van vijf jaar was overschreden. De Minister was het hier niet mee eens en stelde dat de zogenaamde kalenderjaarbenadering van toepassing was, wat zou betekenen dat de terugvorderingstermijn pas ingaat na afloop van het kalenderjaar waarin de inkomsten zijn genoten. De Raad oordeelde echter dat de hoofdregel van artikel 5 van de Ugm van toepassing was, en dat er geen aanwijzingen waren dat de neveninkomsten over een kalenderjaar moesten worden verrekend. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Minister niet gerechtigd was om de onverschuldigde uitkering terug te vorderen.
De Raad heeft de Minister ook veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 944,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter, en de leden R. Kooper en R.C. Schoemaker. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.