ECLI:NL:CRVB:2014:625

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 februari 2014
Publicatiedatum
27 februari 2014
Zaaknummer
13-216 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep na overlijden appellant zonder opvolgende erfgenamen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 februari 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 13-216 WMO. Het hoger beroep was ingesteld door wijlen de appellant, die op 22 augustus 2013 is overleden. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat de overledene geen belang heeft bij de voortzetting van het geding. Ondanks de aankondiging in de Staatscourant op 11 december 2013, hebben zich geen erfgenamen of andere belanghebbenden gemeld die het geding zouden willen voortzetten.

Het onderzoek ter zitting vond plaats op 15 januari 2014, maar voor de appellant is niemand verschenen en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer is ook niet verschenen. De Raad heeft overwogen dat er geen procesbelang meer is, aangezien de indiener van het hoger beroep is overleden en er geen opvolgers zijn die het geding willen voortzetten. Dit leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beslissing ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter W.H. Bel, in tegenwoordigheid van griffier D. Heeremans, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

13/216 WMO
Datum uitspraak: 26 februari 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 november 2012, 12/7561 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
wijlen [Appellant], in leven laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft de Raad nadien bericht dat appellant op 22 augustus 2013 is overleden.
In de Staatscourant van 11 december 2013 is de in artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde aankondiging van de zaak gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2014. Voor appellant is niemand verschenen. Het college is met bericht niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
De indiener van het hoger beroep is overleden. Niet kan worden gezegd dat de overledene enig belang heeft bij de voortzetting van het geding.
2.
Niet is gebleken van erfgenamen die appellant als partij in het onderhavige geding zijn opgevolgd en die het geding zouden willen voortzetten. Ook na de aankondiging in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld met het verzoek als partij aan het geding te mogen deelnemen
3.
Uit hetgeen onder 1 en 2 is overwogen volgt dat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is komen te ontvallen. Het hoger beroep zal om die reden
niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door W.H. Bel, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2014.
(getekend) W.H. Bel
(getekend) D. Heeremans

HD