ECLI:NL:CRVB:2014:61
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- R. Kooper
- R.C. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wuv wegens gebrek aan vervolgingsmotief en onderduik
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2014 uitspraak gedaan in het geding tussen appellant en de Pensioen- en Uitkeringsraad. Appellant, geboren in 1942 in het voormalige Nederlands-Indië, had een aanvraag ingediend op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De aanvraag werd afgewezen omdat de verkrachting van zijn moeder door Japanse soldaten niet als vervolging in de zin van de Wuv werd beschouwd, aangezien er geen sprake was van een vervolgingsmotief. Daarnaast werd de zogenoemde tweede generatieproblematiek, die voortkwam uit de krijgsgevangenschap van de vader van appellant, niet als voldoende basis voor aanspraken op grond van de Wuv gezien.
Het proces begon met een afwijzing van een eerdere aanvraag van appellant in maart 2005 voor een toeslag of periodieke uitkering op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Deze aanvraag werd afgewezen omdat de betrokkenheid van appellant bij bombardementen niet kon worden vastgesteld. In februari 2010 diende appellant een nieuwe aanvraag in, die ook werd afgewezen wegens het ontbreken van nieuwe gegevens. Na bezwaar werd in december 2010 vastgesteld dat appellant getuige was geweest van een slachting, maar dit leidde niet tot een positieve beoordeling van zijn Wuv-aanvraag.
De Raad heeft vastgesteld dat er geen objectieve bevestiging was van de gestelde internering van appellant en dat de door hem genoemde gebeurtenissen niet onder de definitie van vervolging vallen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om de Wuv toe te passen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter, en de beslissing werd in het openbaar uitgesproken.