ECLI:NL:CRVB:2014:602

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 februari 2014
Publicatiedatum
26 februari 2014
Zaaknummer
13-54 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.J. Simon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van ouderdomspensioen op grond van de AOW en de berekening van verzekerde jaren

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aan appellante, die in Marokko woont. Appellante, geboren in 1947, heeft van 1 juli 1970 tot 1 januari 1984 in Nederland gewoond en gewerkt. Haar echtgenoot heeft ook in deze periode in Nederland gewoond en gewerkt. In 2012 heeft de Sociale Verzekeringsbank (Svb) aan appellante een AOW-pensioen toegekend ter hoogte van 30% van het voor haar geldende maximale pensioen. Appellante was van mening dat dit pensioen te laag was en heeft hiertegen bezwaar aangetekend.

De Svb heeft het bezwaar ongegrond verklaard, waarna appellante in beroep ging bij de rechtbank Amsterdam. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het aantal verzekerde jaren correct was berekend en dat de AOW-bepalingen dwingendrechtelijk zijn, wat betekent dat er niet van kan worden afgeweken. Appellante heeft haar gronden in hoger beroep herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep afgewezen. De Raad concludeerde dat de argumenten van appellante niet konden leiden tot een ander oordeel dan dat van de rechtbank.

De uitspraak bevestigt dat de toekenning van het AOW-pensioen correct was en dat appellante geen recht heeft op een hoger pensioen. De Raad heeft geen grond gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

13/54 AOW
Datum uitspraak: 21 februari 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
30 november 2012, 12/2401 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te[woonplaats] (Marokko) (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2014. Appellante is met bericht van verhindering niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. P.C.A. Buskens.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellante, geboren[in] 1947, is [in] 1969 gehuwd met
[B.]. Zij heeft van 1 juli 1970 tot 1 januari 1984 in Nederland gewoond en gedurende deze periode ook enige jaren in Nederland gewerkt. Haar echtgenoot heeft van
1 oktober 1965 tot 1 januari 1984 in Nederland gewoond en, bepaalde periodes daarvan, gewerkt. Appellante en haar echtgenoot zijn op 1 januari 1984 definitief teruggekeerd naar Marokko.
1.2. Bij besluit van 10 februari 2012 heeft de Svb aan appellante een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend ter hoogte van 30% van het voor haar geldende maximale pensioen.
2.
Bij besluit van 10 april 2012 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellante tegen het besluit van 10 februari 2012 ongegrond verklaard.
3.1.
Appellante heeft in beroep tegen het bestreden besluit aangevoerd dat zij in Nederland heeft gewoond en gewerkt en premie heeft betaald. Het pensioen dat haar is toegekend is te laag.
3.2.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat het aantal verzekerde jaren correct is berekend. Dat appellante het pensioen te laag vindt leidt niet tot een ander oordeel. De bepalingen van de AOW zijn dwingendrechtelijk van aard en daarvan kan niet worden afgeweken. Hetgeen appellante heeft aangevoerd kan dan ook niet leiden tot een hoger AOW-pensioen voor appellante.
4.1.
In hoger beroep heeft appellante haar in eerste aanleg aangevoerde gronden in essentie herhaald.
4.2.
De Raad onderschrijft hetgeen door de rechtbank is overwogen in de aangevallen uitspraak. Hetgeen door appellante in hoger beroep is aangevoerd heeft de Raad niet kunnen leiden tot een ander oordeel dan het oordeel waartoe de rechtbank is gekomen.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
De Raad ziet geen grond voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2014.
(getekend) H.J. Simon
(getekend) I.J. Penning
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.

QH

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale) confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par H.J. Simon en présence de I.J. Penning en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 21 février 2014.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas:
Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.