ECLI:NL:CRVB:2014:562
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Weigering ouderdomspensioen op basis van onvoldoende bewijs van verzekering voor de AOW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een ouderdomspensioen aan appellant, die in Marokko woont. Appellant, geboren in 1947, had op 27 mei 2011 een aanvraag ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb) voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Svb heeft deze aanvraag op 22 juni 2011 afgewezen, omdat niet was aangetoond dat appellant verzekerd was voor de AOW. Het bezwaar van appellant tegen deze afwijzing werd op 14 december 2011 ongegrond verklaard, met de overweging dat appellant niet had aangetoond dat hij in Nederland had gewoond of gewerkt.
De rechtbank Amsterdam heeft de beslissing van de Svb bevestigd in een uitspraak van 27 november 2012, waartegen appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 10 januari 2014 was appellant niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door J.Y. van den Berg. Appellant stelde in hoger beroep dat hij in de jaren zeventig in Nederland had gewoond en gewerkt, en dat de Svb hem eerder had meegedeeld dat hij recht zou hebben op een ouderdomspensioen vanaf 65 jaar.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de Svb toereikend onderzoek had verricht en dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd van zijn verzekering voor de AOW. De Raad benadrukte dat het recht op een ouderdomspensioen alleen kan ontstaan indien betrokkene verzekerd is geweest. De brief van de Svb uit 2008, waarin werd aangegeven dat appellant recht zou hebben op een ouderdomspensioen, kon niet als een in rechte te honoreren vertrouwen worden beschouwd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.