ECLI:NL:CRVB:2014:562

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 februari 2014
Publicatiedatum
21 februari 2014
Zaaknummer
13-208 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.J. Simon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ouderdomspensioen op basis van onvoldoende bewijs van verzekering voor de AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een ouderdomspensioen aan appellant, die in Marokko woont. Appellant, geboren in 1947, had op 27 mei 2011 een aanvraag ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb) voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Svb heeft deze aanvraag op 22 juni 2011 afgewezen, omdat niet was aangetoond dat appellant verzekerd was voor de AOW. Het bezwaar van appellant tegen deze afwijzing werd op 14 december 2011 ongegrond verklaard, met de overweging dat appellant niet had aangetoond dat hij in Nederland had gewoond of gewerkt.

De rechtbank Amsterdam heeft de beslissing van de Svb bevestigd in een uitspraak van 27 november 2012, waartegen appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 10 januari 2014 was appellant niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door J.Y. van den Berg. Appellant stelde in hoger beroep dat hij in de jaren zeventig in Nederland had gewoond en gewerkt, en dat de Svb hem eerder had meegedeeld dat hij recht zou hebben op een ouderdomspensioen vanaf 65 jaar.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de Svb toereikend onderzoek had verricht en dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd van zijn verzekering voor de AOW. De Raad benadrukte dat het recht op een ouderdomspensioen alleen kan ontstaan indien betrokkene verzekerd is geweest. De brief van de Svb uit 2008, waarin werd aangegeven dat appellant recht zou hebben op een ouderdomspensioen, kon niet als een in rechte te honoreren vertrouwen worden beschouwd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

13/208 AOW
Datum uitspraak: 21 februari 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
27 november 2012, 12/346 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2014. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant, geboren in 1947, woont in Marokko en heeft de Svb bij aanvraagformulier van 27 mei 2011 verzocht om hem een ouderdomspensioen toe te kennen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2. Op deze aanvraag is bij besluit van 22 juni 2011 afwijzend beslist op de grond dat niet is gebleken dat appellant voor de AOW verzekerd is geweest. Het bezwaar van appellant hiertegen is bij besluit van 14 december 2011 (bestreden besluit) door de Svb ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat niet is gebleken dat appellant ingezetene van Nederland is geweest en evenmin dat hij in Nederland heeft gewerkt.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat - kort gezegd - de Svb toereikend onderzoek heeft verricht en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Nederland voor de AOW verzekerd is geweest.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant evenals in beroep gesteld dat hij in de jaren zeventig van de vorige eeuw wel degelijk langdurig in Nederland heeft gewoond en gewerkt. Verder heeft appellant te kennen gegeven dat de Svb hem bij brief van 2 juni 2008 heeft meegedeeld dat hij vanaf de leeftijd van 65 jaar in beginsel recht zal hebben op een ouderdomspensioen.
3.2.
De Raad onderschrijft wat de rechtbank heeft overwogen in de aangevallen uitspraak. Aan de hand van de summiere informatie die appellant heeft verstrekt kan niet worden vastgesteld dat appellant in Nederland heeft gewerkt of gewoond, zodat niet is gebleken dat appellant voor de AOW verzekerd is geweest. Nu de Svb toereikend onderzoek heeft verricht, rust het risico dat relevante feiten onopgehelderd blijven bij appellant. Aan het voorgaande doet niet af dat de Svb bij brief van 2 juni 2008 aan appellant heeft meegedeeld dat appellant vanaf de leeftijd van 65 jaar in beginsel recht zal hebben op een ouderdomspensioen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het recht op een ouderdomspensioen ingevolge de AOW uitsluitend kan ontstaan indien betrokkene verzekerd is geweest voor de AOW. Daarom kan appellant aan de brief van de Svb van 2 juni 2008 niet een in rechte te honoreren vertrouwen ontlenen dat de Svb hem op grond van de AOW een ouderdomspensioen toe zal kennen.
4.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2014.
(getekend) H.J. Simon
(getekend) I.J. Penning
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

JL

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale) confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par H.J. Simon en présence de I.J. Penning en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 21 février 2014.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas: Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.