ECLI:NL:CRVB:2014:556

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 februari 2014
Publicatiedatum
21 februari 2014
Zaaknummer
13-5475 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van uitspraak Centrale Raad van Beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-betaling griffierecht

Op 21 februari 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 13/5475 ANW. Het betreft een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 16 augustus 2013. Verzoekster, woonachtig in Marokko, had een verzoek om herziening ingediend, maar had het verschuldigde griffierecht van € 115,- niet betaald. De Raad heeft verzoekster in oktober en november 2013 herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en de gevolgen van het niet tijdig betalen. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan. Hierdoor kon de Raad niet anders concluderen dan dat het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk was. De Raad heeft beslist dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokken partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 februari 2014
13/5475 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 in verbinding met artikel 8:119 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek om herziening van de uitspraak van
de Centrale Raad van Beroep van 16 augustus 2013, 12/5987 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats], Marokko (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Verzoekster heeft een verzoek om herziening ingediend van de door de Raad op
16 augustus 2013 tussen partijen gewezen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 24 oktober 2013 is verzoekster erop gewezen dat een griffierecht van € 115,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de bankrekening van de Centrale Raad van Beroep moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 26 november 2013 is verzoekster nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de bankrekening van
de Centrale Raad van Beroep dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, verzoekster er rekening mee moet houden dat het verzoek om herziening niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat verzoekster niet in verzuim is geweest. Het verzoek om herziening is kennelijk
niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van
T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2014.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) T. Hemelrijk-van den Oudenalder
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij
de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

QH

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale),
statue:
Déclare la requête de révision non recevable.
Par conséquent, décidée par T.L. de Vries en présence de T. Hemelrijk-van den Oudenalder en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 21 février 2014.
Les intéressés et les organes d'administration auront le droit à présenter une opposition écrite contre la présente décision, dans les six semaines suivantes à la notification de la copie, à la Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale), Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
L'intéressé présentant l'opposition pourra demander d'avoir l'opportunité d'être entendu sur son opposition.