ECLI:NL:CRVB:2014:4455
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om een Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellante, geboren in 1991, had in februari 2012 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong), welke door het Uwv werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op een rapport van de verzekeringsarts, waarin werd gesteld dat er onvoldoende medische gronden waren om aan te nemen dat appellante arbeidsongeschikt was.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. In hoger beroep voerde zij aan dat er voldoende medische gegevens waren om aan te tonen dat zij wel degelijk recht had op een Wajong-uitkering. Appellante stelde dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening had gehouden met haar medische geschiedenis, waaronder het gebruik van antidepressiva en doorverwijzingen naar psychologische hulp.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de aanvraag terecht had beoordeeld op basis van de geldende wetgeving en dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden verricht. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische oordelen van de verzekeringsartsen en dat de in hoger beroep ingediende medische stukken niet relevant waren voor de periode waar het om ging. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om vergoeding van wettelijke rente en proceskosten af.