ECLI:NL:CRVB:2014:4443
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering wegens onvoldoende toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellante, die sinds 2002 een WAO-uitkering ontving, had in 2006 een intrekking van haar uitkering gekregen omdat haar arbeidsongeschiktheid was afgenomen. In 2012 heeft zij zich opnieuw tot het Uwv gewend met klachten die volgens haar waren toegenomen. Het Uwv heeft haar aanvraag afgewezen, omdat er geen sprake was van vier weken onafgebroken toegenomen arbeidsongeschiktheid door dezelfde ziekteoorzaak. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de medische rapporten en de argumenten van appellante. De verzekeringsarts concludeerde dat de belastbaarheid van appellante niet was veranderd ten opzichte van de eerdere beoordeling in 2006. De Raad oordeelde dat er geen relevante verslechtering was vastgesteld en dat de conclusies van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren onderbouwd. De Raad bevestigde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat er geen toegenomen arbeidsongeschiktheid was, zoals bedoeld in artikel 43a van de WAO.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de Centrale Raad van Beroep, met H. van Leeuwen als rechter en A.C. Oomkens als griffier.