ECLI:NL:CRVB:2014:4442
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering en beoordeling van knieklachten en psychische problematiek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De appellant had in augustus 1998 knieklachten gerapporteerd en verzocht om een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de aanvraag afgewezen, omdat appellant op 13 augustus 1999 minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De Raad oordeelde dat er geen voldoende medische informatie was die aantoont dat de knieklachten van appellant op de relevante datum ernstiger waren dan vastgesteld. De rapporten van de verzekeringsartsen werden als voldoende betrouwbaar beschouwd. Appellant had ook psychische klachten, maar er was onvoldoende bewijs dat deze klachten al bestonden op de datum van de aanvraag. De Raad concludeerde dat de appellant niet het risico van de laattijdige aanvraag moest dragen, maar dat er geen bewijs was dat zijn situatie op de relevante datum anders was dan vastgesteld door het Uwv.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de beslissing van het Uwv om de WAO-uitkering te weigeren terecht was. De Raad benadrukte dat de medische informatie die beschikbaar was ten tijde van de aanvraag voldoende was om de beperkingen van appellant vast te stellen. De uitspraak werd gedaan door H. van Leeuwen, met A.C. Oomkens als griffier.