ECLI:NL:CRVB:2014:4440
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid van functies voor appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant, die eerder als ijzervlechter werkte, had zijn werkzaamheden gestaakt vanwege schouder-, rug- en psychische klachten, evenals klachten aan zijn enkel. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd door appellant bestreden, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn fysieke klachten ernstiger waren dan het Uwv had aangenomen. Hij had meerdere operaties aan zijn enkel ondergaan en ondervond nog steeds problemen. Appellant stelde dat hij lijdt aan osas, wat zijn slaap en dagelijkse functioneren beïnvloedde. Hij betoogde dat zijn kansen op de arbeidsmarkt slecht waren, wat zou moeten leiden tot een hogere inschatting van zijn arbeidsongeschiktheid.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek dat aan de schatting ten grondslag lag zorgvuldig was uitgevoerd. Er waren geen aanwijzingen dat het medisch oordeel van de verzekeringsartsen onjuist was. De Raad concludeerde dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. De argumenten van appellant over zijn kansen op de arbeidsmarkt werden verworpen, aangezien deze niet relevant waren voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid volgens de Wet WIA. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees de vordering van appellant af.