ECLI:NL:CRVB:2014:4439
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Weigering van een IVA-uitkering op basis van niet-duurzame arbeidsongeschiktheid volgens de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellante had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WGA-uitkering toe te kennen, terwijl zij in aanmerking wilde komen voor een IVA-uitkering. De rechtbank had het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de Raad oordeelde dat de arbeidsongeschiktheid van appellante niet als duurzaam kon worden aangemerkt volgens artikel 4 van de Wet WIA.
De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts in zijn rapporten van 16 juli 2012 en 23 november 2012 had geconcludeerd dat er een goede kans op verbetering was na een operatieve ingreep. Appellante had aangevoerd dat zij duurzaam arbeidsongeschikt was, omdat er geen vooruitzicht op verbetering bestond. De Raad oordeelde echter dat de verzekeringsarts terecht had gesteld dat de arbeidsongeschiktheid van appellante niet duurzaam was, omdat er behandelmogelijkheden waren die kans op herstel boden.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De Raad benadrukte dat appellante geen medische informatie had verstrekt die een ander oordeel over de duurzaamheid van haar arbeidsongeschiktheid rechtvaardigde. De uitspraak werd gedaan door H. van Leeuwen, in tegenwoordigheid van griffier A.C. Oomkens, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.