Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
Centrale Raad van Beroep aan appellant wordt terugbetaald.
Centrale Raad van Beroep
Op 23 december 2014 deed de Centrale Raad van Beroep uitspraak in een verzetprocedure (zaaknummer 14/971 WUV-V) tegen een eerdere beslissing van 25 september 2014, waarin het beroep van appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De appellant, woonachtig in België, had verzet aangetekend tegen deze uitspraak, omdat hij de gronden van zijn beroep niet tijdig had kunnen indienen. De termijn voor het indienen van de gronden was vastgesteld op vier weken na de aangetekende brief van 19 mei 2014, met als uiterste datum 16 juni 2014. Appellant diende zijn gronden pas op 20 juni 2014 in, wat buiten de gestelde termijn viel.
Tijdens de zitting op 9 december 2014, waar appellant aanwezig was en verweerder niet, voerde appellant aan dat hij voor de onderbouwing van zijn beroepschrift afhankelijk was van derden, zoals zijn tandarts en chirurg, en dat hij door de vakantieperiode niet in staat was om tijdig de benodigde informatie te verzamelen. De Raad oordeelde echter dat deze omstandigheden geen verschoonbare termijnoverschrijding opleverden. Volgens de vaste rechtspraak ligt het op de weg van de appellant om tijdig om een verlenging van de termijn te vragen, wat hij niet had gedaan.
De Raad verklaarde het verzet ongegrond en bepaalde dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 45,- aan appellant zou worden terugbetaald. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten van het verzet. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.