ECLI:NL:CRVB:2014:4375
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor gehoorapparaten wegens gebrek aan acute noodsituatie
Op 23 december 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Appellante had op 5 januari 2012 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de resterende kosten van twee gehoorapparaten. De totale kosten van de gehoorapparaten bedroegen € 4.126,-, waarvan een deel door de ziektekostenverzekeraar was vergoed. Het college heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat de zorgverzekering van appellante als een voorliggende voorziening geldt. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat er wel sprake is van zeer dringende redenen, omdat zij op medische gronden afhankelijk is van specifieke gehoorapparaten. Appellante stelde dat zonder deze apparaten haar functioneren in het dagelijks leven ernstig in gevaar komt en dat dit kan leiden tot blijvend letsel of zelfs invaliditeit. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet voldoende heeft aangetoond dat zij in een acute noodsituatie verkeerde. De ingebrachte medische informatie was niet overtuigend genoeg om aan te tonen dat het niet dragen van de gehoorapparaten zou leiden tot blijvend ernstig letsel.
De Raad heeft bevestigd dat het college niet verplicht was om nader onderzoek te verrichten op basis van de ingebrachte medische informatie, aangezien het aan appellante was om de noodzaak van de bijstand aannemelijk te maken. Aangezien appellante hierin niet is geslaagd, heeft de Raad de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand terecht geacht. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.