ECLI:NL:CRVB:2014:4372
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet woonachtig op opgegeven adres
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving bijstand vanaf 19 mei 2011, maar na een melding van woningbouwvereniging Arcade op 12 juni 2012 dat de woning van appellant niet bewoond was, heeft het college een onderzoek ingesteld. De bevindingen leidden tot de conclusie dat appellant niet woonachtig was op het opgegeven adres. Het college heeft daarop de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en een bedrag van € 14.624,82 teruggevorderd.
Appellant heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Den Haag heeft de uitspraak van het college bevestigd, waarop appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat appellant zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door niet te melden dat hij niet op het opgegeven adres woonde. Dit maakte het voor het college onmogelijk om het recht op bijstand vast te stellen.
De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de beschikbare gegevens onvoldoende waren om aan te nemen dat appellant recht had op bijstand. De Raad bevestigt dat het college niet verplicht is om ambtshalve te onderzoeken of appellant als adresloze in aanmerking zou kunnen komen voor bijstand. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.