ECLI:NL:CRVB:2014:4362
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- M. Hillen
- T.A. Meijering
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstand en verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB). Verzoeker, die sinds 25 februari 2008 bijstand ontving, had zijn bijstand zien intrekken door het college van burgemeester en wethouders van Venlo. Na een nieuwe aanvraag om bijstand op 29 januari 2014, werd deze aanvraag door het college buiten behandeling gesteld op 27 maart 2014, omdat verzoeker de inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van verzoeker tegen dit besluit ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Verzoeker had niet de gevraagde gegevens, waaronder inzage in zijn Iraakse paspoort, verstrekt, waardoor het college niet kon verifiëren of hij in de relevante periode in Europa verbleef. De verklaring van verzoeker dat hij in Duitsland verbleef tijdens de kerstvakantie was niet onderbouwd met verifieerbare gegevens. Bovendien waren de financiële gegevens die verzoeker had overgelegd niet overtuigend genoeg om aan te tonen dat hij in zijn levensonderhoud kon voorzien.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoeker niet aan zijn inlichtingenverplichting heeft voldaan, wat een grond vormt voor de weigering van bijstand. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het college verzoeker niet kon helpen zonder de benodigde informatie. De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep van verzoeker afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij ook het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.