ECLI:NL:CRVB:2014:4358
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak
Op 23 december 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Yeniasci, hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de intrekking van bijstandsuitkeringen door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven, die met terugwerkende kracht zijn ingetrokken. Verzoekers ontvingen sinds 22 september 2009 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), maar deze werd per 1 maart 2011 ingetrokken. Het college vorderde een bedrag van € 31.451,59 terug van verzoekers, wat leidde tot financiële problemen voor hen.
In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van verzoekers gegrond verklaard en het bestreden besluit van het college vernietigd, maar het college heeft de dwangsom van € 1.260,- verrekend met een openstaande vordering. Verzoekers hebben vervolgens een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, omdat zij de dwangsom nodig hebben om hun schulden te kunnen betalen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoekers niet hebben aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang in financiële zin. De argumenten die verzoekers hebben aangevoerd, zijn niet voldoende onderbouwd om aan te nemen dat de situatie van verzoekers zou verbeteren door het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen zwaarwegend belang is dat behandeling van de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Het verzoek om voorlopige voorziening is daarom afgewezen, en de voorzieningenrechter heeft beslist dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 23 december 2014.