ECLI:NL:CRVB:2014:4301
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- A. Beuker-Tilstra
- R. Kooper
- E.R. Eggeraat
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag tot uitbreiding van de kosten van huishoudelijke hulp op basis van psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2014 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag tot uitbreiding van de kosten voor huishoudelijke hulp van vier naar zes uur per week. Appellante, geboren in 1937 in het voormalige Nederlands-Indië, was eerder erkend als oorlogsslachtoffer en ontving een vergoeding voor huishoudelijke hulp op basis van psychische klachten. In april 2011 verzocht zij om uitbreiding van de hulp, maar dit verzoek werd afgewezen door de Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling (verweerder) op basis van het standpunt dat de psychische klachten geen uitbreiding noodzakelijk maakten. De Raad heeft de Staat als partij aangemerkt in verband met een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Tijdens de zitting op 7 november 2014 werd appellante vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. J.C.M. van Berkel, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door mr. R.L.M.J. Gielen en arts G.M. van der Molen. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit voldoende was gemotiveerd op basis van de medische adviezen van de betrokken artsen. De Raad concludeerde dat de lichamelijke klachten van appellante, die voortkwamen uit degeneratieve aandoeningen, een grotere rol speelden dan de psychische klachten bij het bepalen van de noodzaak voor extra huishoudelijke hulp.
Daarnaast werd de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure vastgesteld. De Raad oordeelde dat de totale duur van de procedure meer dan twee-en-een-half jaar had bedragen, wat niet gerechtvaardigd was. De Raad besloot het beroep gegrond te verklaren, het bestreden besluit te vernietigen, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten. Tevens werd de Staat en verweerder ieder veroordeeld tot schadevergoeding van € 250,- aan appellante, en werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 974,-.