Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
Centrale Raad van Beroep aan de wettelijk vertegenwoordiger van appellant wordt
terugbetaald.
Centrale Raad van Beroep
Op 17 december 2014 deed de Centrale Raad van Beroep uitspraak in de zaak met nummer 14/238 AWBZ-V. Het betreft een verzet tegen een eerdere uitspraak van 23 april 2014, waarin het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk was verklaard vanwege een niet-tijdige indiening. De appellant, vertegenwoordigd door S. el Haddioui, had het hogerberoepschrift gedateerd op 10 januari 2014, maar dit was pas op 14 januari 2014 bij de Raad ontvangen. De laatste dag voor tijdige indiening was 10 januari 2014, en het poststempel toonde aan dat het hogerberoepschrift op 13 januari 2014 was verzonden.
Tijdens de zitting op 19 november 2014 werd het verzet behandeld. De wettelijk vertegenwoordiger voerde aan dat hij door stress en spanning rondom de verzorging van zijn zoon de uitspraak van de rechtbank was kwijtgeraakt. Hij had ook meerdere keren contact opgenomen met de rechtbank voor informatie over de termijn voor hoger beroep, maar kreeg telkens verschillende antwoorden. De Raad toonde begrip voor de moeilijke omstandigheden van de wettelijk vertegenwoordiger, maar concludeerde dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen.
De Raad oordeelde dat de wettelijk vertegenwoordiger geen verklaring had gegeven voor het feit dat hij pas op 15 januari 2014 een afschrift van de uitspraak had opgevraagd. Dit had hij eerder kunnen doen, wat hem had geholpen om de juiste datum voor indiening van het hogerberoepschrift te achterhalen. Gezien het ontbreken van feiten of omstandigheden die de termijnoverschrijding zouden rechtvaardigen, werd het verzet ongegrond verklaard. De Raad besloot tevens dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 118,- aan de wettelijk vertegenwoordiger zou worden terugbetaald, maar er was geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten van het verzet.