ECLI:NL:CRVB:2014:4279

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 december 2014
Publicatiedatum
17 december 2014
Zaaknummer
14-238 AWBZ-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding

Op 17 december 2014 deed de Centrale Raad van Beroep uitspraak in de zaak met nummer 14/238 AWBZ-V. Het betreft een verzet tegen een eerdere uitspraak van 23 april 2014, waarin het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk was verklaard vanwege een niet-tijdige indiening. De appellant, vertegenwoordigd door S. el Haddioui, had het hogerberoepschrift gedateerd op 10 januari 2014, maar dit was pas op 14 januari 2014 bij de Raad ontvangen. De laatste dag voor tijdige indiening was 10 januari 2014, en het poststempel toonde aan dat het hogerberoepschrift op 13 januari 2014 was verzonden.

Tijdens de zitting op 19 november 2014 werd het verzet behandeld. De wettelijk vertegenwoordiger voerde aan dat hij door stress en spanning rondom de verzorging van zijn zoon de uitspraak van de rechtbank was kwijtgeraakt. Hij had ook meerdere keren contact opgenomen met de rechtbank voor informatie over de termijn voor hoger beroep, maar kreeg telkens verschillende antwoorden. De Raad toonde begrip voor de moeilijke omstandigheden van de wettelijk vertegenwoordiger, maar concludeerde dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen.

De Raad oordeelde dat de wettelijk vertegenwoordiger geen verklaring had gegeven voor het feit dat hij pas op 15 januari 2014 een afschrift van de uitspraak had opgevraagd. Dit had hij eerder kunnen doen, wat hem had geholpen om de juiste datum voor indiening van het hogerberoepschrift te achterhalen. Gezien het ontbreken van feiten of omstandigheden die de termijnoverschrijding zouden rechtvaardigen, werd het verzet ongegrond verklaard. De Raad besloot tevens dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 118,- aan de wettelijk vertegenwoordiger zou worden terugbetaald, maar er was geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten van het verzet.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 december 2014
14/238 AWBZ-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 28 november 2013, 12/805 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
Centrum indicatiestelling zorg (CIZ)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 23 april 2014 heeft de Raad het namens appellant door S. el Haddioui (wettelijk vertegenwoordiger) ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak
niet-ontvankelijk verklaard.
De wettelijk vertegenwoordiger heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 19 november 2014, waar de wettelijk vertegenwoordiger is verschenen en CIZ zich niet heeft laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 23 april 2014 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 10 januari 2014. Het hogerberoepschrift is gedateerd 10 januari 2014. Het is blijkens het poststempel op de enveloppe op 13 januari 2014 verzonden. Het is op 14 januari 2014 bij de Raad ontvangen. Daarmee staat vast dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
In verzet heeft de wettelijk vertegenwoordiger aangevoerd dat hij door alle stress en spanning rondom de verzorging van zijn zoon, appellant, de uitspraak van de rechtbank is kwijtgeraakt. De wettelijk vertegenwoordiger heeft verder naar voren gebracht dat hij een aantal keren naar de rechtbank heeft gebeld met de vraag tot wanneer hij hoger beroep kon instellen, maar dat hij van elke persoon een ander antwoord kreeg.
De Raad ziet, met alle begrip voor de moeilijke omstandigheden waarin de wettelijk vertegenwoordiger verkeert, onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De wettelijk vertegenwoordiger heeft - ook ter zitting - geen verklaring kunnen geven voor het feit dat hij pas op 15 januari 2014, nadat hij het verzoek kreeg van de Raad een kopie van de aangevallen uitspraak toe te zenden, een afschrift van de uitspraak heeft opgevraagd bij de rechtbank. Als de wettelijk vertegenwoordiger eerder een kopie van de aangevallen uitspraak had opgevraagd bij de rechtbank, dan had hij geweten op welke datum zijn hogerberoepschrift uiterlijk moest zijn ingediend. Nu ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat de wettelijk vertegenwoordiger niet in verzuim is geweest, moet het verzet ongegrond worden verklaard.
De Raad ziet aanleiding te bepalen dat het in hoger beroep betaalde griffierecht aan de wettelijk vertegenwoordiger wordt terugbetaald.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het verzet ongegrond;
- bepaalt dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 118,- door de griffier van de
Centrale Raad van Beroep aan de wettelijk vertegenwoordiger van appellant wordt
terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar
op 17 december 2014.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
ew