ECLI:NL:CRVB:2014:4249
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor kosten van woninginrichting op basis van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had op 2 mei 2012 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van woninginrichting op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat de kosten voor woninginrichting zich wel voordoen en noodzakelijk zijn, maar dat deze niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De appellant had de mogelijkheid om te reserveren voor deze kosten, aangezien hij al geruime tijd bij zijn broer woonde en eerder een aanvraag had ingediend voor voorrang bij woningtoewijzing. De Raad oordeelt dat de psychische problemen van de appellant niet voldoende zijn onderbouwd met medische stukken om aan te tonen dat er sprake was van een plotselinge verhuizing die bijzondere bijstand rechtvaardigt.
Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat het bestreden besluit niet in strijd met het zorgvuldigheidsvereiste tot stand is gekomen. De appellant had zelf verzocht om de hoorzitting zonder zijn advocaat te laten plaatsvinden, wat betekent dat de procedure correct is gevolgd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van de appellant af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.