ECLI:NL:CRVB:2014:4236
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrecht met betrekking tot de WWB
In deze zaak heeft verzoeker op 15 juli 2014 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 mei 2014. Tegelijkertijd heeft verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 december 2014 uitspraak gedaan op dit verzoek. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak op 11 november 2014 niet-ontvankelijk is verklaard. Dit betekent dat er geen hoger beroep meer aanhangig is, wat een voorwaarde is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, hoewel er op enig moment hoger beroep is ingesteld, er op het moment van de uitspraak geen hoger beroep meer aanhangig was. Hierdoor is het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan zonder zitting, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 16 december 2014.