ECLI:NL:CRVB:2014:4234

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2014
Publicatiedatum
15 december 2014
Zaaknummer
12-6775 WWAJ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering op basis van verdiencapaciteit en medische beoordeling

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 13 november 2012 had geoordeeld dat het Uwv terecht de Wajong-uitkering had geweigerd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 december 2014 uitspraak gedaan. Appellante had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering vanwege haar beperkingen, waaronder het syndroom Sturge-Weber. Het Uwv weigerde de uitkering, stellende dat appellante in staat was meer dan 75% van het minimumloon te verdienen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de medische beoordeling juist was. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de rechtbank onvoldoende had getoetst of de beoordeling door het Uwv inhoudelijk juist was. Ze verwees naar een brief van een medisch adviseur die stelde dat er aanwijzingen waren voor mentale traagheid en een lage begaafdheid, wat mogelijk niet voldoende was onderzocht. De Raad heeft de gronden van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank de medische grondslag van het bestreden besluit op juiste wijze had besproken. De in hoger beroep ingebrachte medische stukken bevatten geen nieuwe relevante gegevens die de eerdere conclusies van het Uwv konden ondermijnen. De Raad heeft daarom het hoger beroep verworpen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

12/6775 WWAJ
Datum uitspraak: 10 december 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van
13 november 2012, 12/2387 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H. Cornelis, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 16 april 2014. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Cornelis. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.M.M. Schalkwijk.
Het onderzoek is heropend na de zitting.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
Het Uwv heeft een zienswijze ingediend.
Partijen hebben toestemming gegeven een nader onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Op 8 augustus 2011 heeft appellante een aanvraag ingediend bij het Uwv om in aanmerking te komen voor een uitkering ingevolge de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) in verband met onder meer gevolgen van de bij haar gestelde diagnose van het syndroom Sturge-Weber. Bij besluit van 3 januari 2012 heeft het Uwv geweigerd appellante een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 4 juni 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 3 januari 2012 ongegrond verklaard. Daaraan heeft het Uwv ten grondslag gelegd rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 29 mei 2012 en van een bezwaararbeidsdeskundige van 1 juni 2012. Het Uwv heeft het standpunt gehandhaafd dat bij appellante op haar zeventiende en achttiende verjaardag, alsmede binnen vijf jaar na haar achttiende verjaardag, weliswaar sprake was van beperkingen voor het verrichten van arbeid, maar dat zij met deze beperkingen in staat was meer dan 75% van het minimumloon te verdienen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig medisch onderzoek hebben verricht, waarbij ook kennis is genomen van de ingediende medische informatie van de behandelend sector. De rechtbank heeft dan ook geen aanleiding gezien het bestreden besluit in medisch opzicht voor onjuist te houden. Omdat het Uwv eerst ter zitting van de rechtbank een gemotiveerde reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ingediend op de medische informatie van
26 april 2012 en 11 juni 2012 van de psychiaters H. Koers en J. Stoove, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd maar aanleiding gezien de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
3. In hoger beroep heeft appellante zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd voor zover daarbij de rechtsgevolgen in stand zijn gelaten. Zij heeft betoogd dat de rechtbank in de aangevallen uitspraak onvoldoende heeft getoetst of de beoordeling door het Uwv ook inhoudelijk juist is te achten, althans op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Dit geldt met name voor de bespreking door de verzekeringsarts bezwaar en beroep van de in beroep ingediende informatie van de psychiaters Koers en Stoove uit 2012, en de stelling van de rechtbank dat de conclusies van het Uwv juist te achten zijn. In dit kader heeft appellante verwezen naar een brief van 18 december 2012 van medisch adviseur L.J. Haak van MedOpinion. De medisch adviseur heeft geconcludeerd dat het onderzoek van voornoemde psychiaters voldoende aanwijzingen bevat voor mentale traagheid, een lage tot zeer lage begaafdheid en een onderliggende angststoornis, die mogelijk al veel langer bestaan en te zijn beschouwen als een ontwikkelingsstoornis als uiting van het Sturge-Weber syndroom. De bevindingen en observaties van de psychiaters hadden volgens de medisch adviseur minimaal aanleiding moeten zijn om appellante nader neuropsychologisch en psychiatrisch te laten onderzoeken. Appellante heeft dan ook verzocht te bepalen dat het Uwv een nader deskundigenonderzoek zal (laten) uitvoeren, dan wel dat dit onderzoek in hoger beroep zal plaatsvinden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor het toepasselijk wettelijk kader wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak.
4.2.
In hoger beroep heeft appellante haar gronden beperkt tot het oordeel van de rechtbank over de medische grondslag van het bestreden besluit. De rechtbank heeft de gronden van beroep op juiste wijze besproken en beoordeeld. De overweging van de rechtbank dat er sprake is van een zorgvuldig medisch onderzoek wordt onderschreven. De rechtbank heeft voorts terecht geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat de informatie van de psychiaters Koers en Stoove geen aanleiding geeft tot het aannemen van extra beperkingen bij appellante. Ook de overweging van de rechtbank dat aan de informatie van Koers en Stoove geen volledig onderzoek ten grondslag ligt en dat er op basis van het wel verrichte onderzoek slechts een waarschijnlijkheidsuitspraak kan worden gedaan, wordt onderschreven.
4.3.
De in hoger beroep ingebrachte medische stukken bevatten geen nieuwe relevante medische gegevens ten opzichte van de eerder vastgelegde onderzoeksbevindingen met betrekking tot de belastbaarheid van appellante op haar zeventiende en achttiende verjaardag, alsmede binnen vijf jaar na haar achttiende verjaardag. In de brief van 18 december 2012 stelt medisch adviseur Haak enkel op grond van het door de psychiaters Koers en Stoove in
mei 2012 verrichte onderzoek dat deze klachten en beperkingen van appellante mogelijk al veel langer aanwezig zijn en te beschouwen zijn als een ontwikkelingsstoornis als uiting van het Sturge-Weber syndroom. Zoals al is geoordeeld door de rechtbank geeft deze informatie van de psychiaters Koers en Stoove geen aanleiding tot het aannemen van extra beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst. Ten aanzien van de door appellante na de heropening van het onderzoek ingezonden medische informatie heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 15 augustus 2014 afdoende gemotiveerd dat geen sprake is van gegevens die aanleiding geven om een verslechterde medische situatie van appellante aan te nemen op haar zeventiende en achttiende verjaardag alsmede binnen vijf jaar na haar achttiende verjaardag, zodat ook deze informatie geen aanknopingspunten biedt om meer beperkingen aan te nemen.
4.4.
Nu er geen grond voor twijfel is aan de juistheid van de medische beoordeling ook in hoger beroep is er geen aanleiding om een onafhankelijk medisch deskundige te benoemen.
4.5.
Ervan uitgaande dat de beperkingen van appellante niet zijn onderschat, zijn er geen redenen om te twijfelen aan de conclusie van de bezwaararbeidskundige dat de geduide functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellante.
4.6.
Uit 4.2 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door C.C.W. Lange, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2014.
(getekend) C.C.W. Lange
(getekend) G.J. van Gendt

MK