ECLI:NL:CRVB:2014:4209
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verschoonbaarheid van termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift tegen besluit Sociale verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een geschil tussen appellante, woonachtig in Marokko, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de afwijzing van haar aanvraag voor een nabestaandenuitkering en een halfwezenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). De Svb had in een besluit van 11 januari 2013 medegedeeld dat appellante geen recht had op deze uitkeringen, omdat haar voormalige echtgenoot op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Appellante stelde dat de termijnoverschrijding te wijten was aan een fout van de opsteller van het bezwaarschrift, die het naar een verkeerd adres in Casablanca had gestuurd.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond, omdat de aangevoerde omstandigheden geen gegronde reden opleverden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. In hoger beroep heeft appellante inhoudelijke argumenten aangevoerd tegen de weigering van de ANW-uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank volledig onderschreven en geconcludeerd dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was volgens artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor kon de zaak niet inhoudelijk worden beoordeeld en werd het hoger beroep afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.