ECLI:NL:CRVB:2014:4188

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 december 2014
Publicatiedatum
12 december 2014
Zaaknummer
12-4790 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en geschiktheid functies

Op 12 december 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan appellant, die zich sinds 6 juli 2009 ziek had gemeld vanwege rug- en knieklachten. Appellant had in maart 2011 een uitkering aangevraagd op basis van de Wet WIA, waarna het Uwv een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) had opgesteld. De arbeidsdeskundige had op basis van deze FML functies geselecteerd en het verlies aan verdiencapaciteit berekend op 55,59%. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond.

De rechtbank Rotterdam had in een eerdere uitspraak op 12 juli 2012 het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn klachten na de datum in geding, 4 juli 2011, waren toegenomen en dat hij per 1 mei 2013 door het Uwv volledig en duurzaam arbeidsongeschikt werd geacht. Hij betwistte de geschiktheid van de door het Uwv geselecteerde functies op medische gronden.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen reden was om de FML van 13 oktober 2011 niet juist te achten of om nader medisch onderzoek te laten verrichten. De Raad concludeerde dat de door het Uwv geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant op de datum in geding. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

12/4790 WIA
Datum uitspraak: 12 december 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
12 juli 2012, 11/5294 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats](appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.L. Kuit, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Kuit. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.K. Dekker.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren[in]1965, was laatstelijk werkzaam als woonbegeleider van asielzoekers. Op 6 juli 2009 heeft hij zich vanuit de Werkloosheidswet ziek gemeld in verband met rug- en knieklachten.
1.2.
In maart 2011 heeft appellant een uitkering aangevraagd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Naar aanleiding hiervan heeft het Uwv medisch en arbeidskundig onderzoek laten verrichten. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat appellant te kampen heeft met in aanmerking te nemen medische beperkingen en heeft die opgenomen in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Met inachtneming van deze FML heeft de arbeidsdeskundige een aantal functies voor appellant geselecteerd en op grond van het mediane loon van de drie hoogstverlonende geselecteerde functies het verlies aan verdiencapaciteit van appellant berekend op 55,59%. Bij besluit van 30 mei 2011 heeft het Uwv per 4 juli 2011 - in aansluiting op de wachttijd van 104 weken - op grond van de Wet WIA een loongerelateerde WGA-uitkering aan appellant toegekend. Appellant heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt.
1.3.
Op basis van de in de bezwaarfase door appellant overgelegde stukken heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische beoordeling van de verzekeringsarts aangescherpt bij rapport van 13 oktober 2011 en bij FML van gelijke datum. Vervolgens heeft arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 7 november 2011 met inachtneming van de FML van 13 oktober 2011 een drietal nieuwe functies voor appellant geselecteerd, te weten bode-bezorger (SBC-code 315140), assistent consultatiebureau (SBC-code 372091) en wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur (SBC-code 267050). Het verlies aan verdiencapaciteit van appellant is op grond van het mediane loon van die drie functies nader berekend op 61,54%. Bij besluit van 11 november 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant onder verwijzing naar genoemde rapporten ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld. In hoger beroep heeft appellant te kennen gegeven dat zijn klachten na de datum in geding, 4 juli 2011, zijn toegenomen en dat het Uwv hem op basis van een nieuwe beoordeling vanaf 1 mei 2013 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt acht en hem per die datum een IVA-uitkering heeft toegekend. Verder heeft appellant in hoofdzaak herhaald dat hij op 4 juli 2011 ook al volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was en dat hij de door het Uwv voorgehouden functies om medische redenen niet heeft kunnen vervullen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
De door appellant aangevoerde gronden die betrekking hebben op de medische onderbouwing van het bestreden besluit slagen niet. Er is niet genoeg reden om de gehanteerde FML van 13 oktober 2011 niet juist te achten of om nader medisch onderzoek te laten verrichten. Uit de omstandigheid dat appellant vanaf 1 mei 2013 door het Uwv volledig en duurzaam arbeidsongeschikt wordt geacht, kan niet worden afgeleid dat in de FML van
13 oktober 2011 te weinig of te lichte beperkingen opgenomen zijn. In dit verband is in aanmerking genomen dat appellant te kennen heeft gegeven dat zijn klachten na de datum in geding zijn toegenomen, terwijl hij geen objectieve medische informatie in het geding heeft gebracht die een nieuw licht werpt op zijn gezondheidstoestand op de datum in geding.
4.2.
Wat betreft de arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit wordt voorop gesteld dat, uitgaande van de juistheid van de FML van 13 oktober 2011, het Uwv toereikend heeft gemotiveerd dat de aan de theoretische schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant ten grondslag gelegde functies van bode-bezorger (SBC-code 315140), assistent consultatiebureau (SBC-code 372091) en wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur (SBC-code 267050) voor appellant op de datum in geding in medisch opzicht geschikt waren te achten. In dit verband wordt verwezen naar de in het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 7 november 2011 opgenomen toelichting bij de signaleringen in de gebruikte CBBS-uitdraai.
4.3.
Uit punt 4.1 en punt 4.2 volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2014.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) S. Aaliouli

MK