ECLI:NL:CRVB:2014:4174
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Niet-verschoonbare termijnoverschrijding bezwaartermijn in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1948 en gelijkgesteld met de vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Dit besluit, gedateerd op 17 juni 2013, weigerde de toekenning van vergoedingen voor onder andere sociale contacten, een bril en orthopedische schoenen. Appellant diende op 1 augustus 2013 een bezwaarschrift in, maar dit werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het buiten de wettelijke bezwaartermijn van zes weken was ingediend.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 december 2014 uitspraak gedaan. De Raad overwoog dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift op 18 juni 2013 begon en eindigde op 29 juli 2013. Aangezien het bezwaarschrift pas op 1 augustus 2013 bij verweerder was ingekomen, was de termijnoverschrijding evident. Appellant stelde dat hij het besluit van 17 juni 2013 pas veel later had ontvangen, maar kon deze claim niet voldoende onderbouwen. De Raad oordeelde dat de late ontvangst van het besluit niet kon worden aangetoond en dat er geen reden was om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen.
De Raad concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van griffier E. Heemsbergen, en werd openbaar uitgesproken op 11 december 2014.