ECLI:NL:CRVB:2014:4159
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wubo-toekenningen wegens gebrek aan blijvende invaliditeit door oorlogsgeweld
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1941 in het voormalige Nederlands-Indië, beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder) van 25 juni 2013. Dit besluit weigerde toekenningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) omdat verweerder van mening was dat er geen blijvende invaliditeit was door het aanvaarde oorlogsgeweld. Appellante stelde dat haar neurologische aandoening het gevolg was van een val tijdens de Japanse bezetting, maar verweerder concludeerde dat de vlucht van appellante niet onder levensbedreigende omstandigheden heeft plaatsgevonden.
Tijdens de zitting op 30 oktober 2014 was appellante niet aanwezig, maar verweerder werd vertegenwoordigd door mr. G.E. Eind. De Raad voor de Rechtspraak heeft de verklaringen van appellante en haar zuster beoordeeld, maar vond deze inconsistent en onvoldoende overtuigend. De zuster had in eerdere verklaringen geen melding gemaakt van levensbedreigende situaties tijdens de vlucht, wat de geloofwaardigheid van appellantes claims ondermijnde.
De Raad concludeerde dat de omstandigheden van de val van appellante niet voldeden aan de criteria van de Wubo en dat er geen causaal verband kon worden vastgesteld tussen de val en de neurologische klachten van appellante. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van griffier E. Heemsbergen, op 11 december 2014.