ECLI:NL:CRVB:2014:4018
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WIA-uitkering en beoordeling van psychische beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de intrekking van de WIA-uitkering van appellante, die stelt dat haar medische situatie niet is verbeterd en dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische beperkingen en medicatiegebruik. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv in eerdere besluiten, waaronder een besluit van 17 februari 2012, heeft geconcludeerd dat appellante met ingang van 18 april 2012 niet langer recht had op een WGA-uitkering, omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar situatie niet juist is beoordeeld en dat er extra beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen moeten worden. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat appellante haar standpunt onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder de herbeoordeling in 2010 en de medische rapporten van een psycholoog en huisarts, beoordeeld. De Raad concludeert dat het Uwv voldoende rekening heeft gehouden met de psychische situatie van appellante en dat de door het Uwv aangenomen belastbaarheid niet in strijd is met de medische gegevens. De Raad bevestigt dat de FML adequaat is opgesteld en dat er geen reden is om aan te nemen dat appellante meer beperkingen heeft dan door het Uwv zijn aangenomen.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellante afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor schadevergoeding of proceskostenveroordeling.