ECLI:NL:CRVB:2014:3979
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Weigering ziekengeld op basis van medisch onderzoek en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De appellant, die als timmerman werkte, had zich op 28 januari 2009 ziek gemeld vanwege rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft in 2010 vastgesteld dat de appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was en heeft zijn aanspraak op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen. In 2012 meldde de appellant zich opnieuw ziek, ditmaal met psychische klachten, en het Uwv concludeerde dat hij per 2 mei 2011 geen recht had op ziekengeld.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij werd verwezen naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusie dat de appellant niet ongeschikt was voor zijn arbeid. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn stelling dat het standpunt van het Uwv onvoldoende onderbouwd was, maar de Raad oordeelde dat er sprake was van een zorgvuldig medisch onderzoek. De beschikbare medische gegevens gaven geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de appellant voor de functie van wikkelaar/samensteller.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv de aanvraag voor een ZW-uitkering had afgewezen, omdat de appellant geen nieuwe medische informatie had overgelegd die zijn ongeschiktheid voor arbeid kon onderbouwen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.