ECLI:NL:CRVB:2014:3954
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WGA-uitkering en toeslag wegens schending van inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een WGA-uitkering en toeslag aan appellant, die in de periode dat hij uitkering ontving, inkomsten uit arbeid heeft ontvangen zonder dit te melden aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had recht op een WGA-vervolguitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en ontving daarnaast een toeslag op die uitkering op basis van de Toeslagenwet (TW). Tijdens een controle door het Uwv bleek dat appellant sinds 1 oktober 2008 inkomsten uit arbeid had genoten, maar deze niet had gemeld, waardoor hij zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden.
Het Uwv heeft op 12 maart 2012 besluiten genomen om de WGA-uitkering van appellant te herzien over de periode van 1 oktober 2008 tot en met 31 december 2011 en de toeslag per 1 januari 2009 te beëindigen. De onverschuldigd betaalde uitkering en toeslag van in totaal € 39.166,88 zijn teruggevorderd. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep tegen het bestreden besluit eveneens ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere gronden herhaald, waaronder de stelling dat de verdiensten onjuist zijn vastgesteld en dat er sprake is van reformatio in peius. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat appellant zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. De Raad oordeelt dat het Uwv op grond van de wet verplicht is om onverschuldigd betaalde uitkeringen terug te vorderen en dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.