ECLI:NL:CRVB:2014:3942
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening WAO-uitkering zonder nieuwe feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, geboren op 5 maart 1944, had een verzoek ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen op een besluit van 19 juli 1995, waarin zijn arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 45 tot 55%. Het Uwv had dit verzoek afgewezen, en de rechtbank had deze afwijzing bevestigd.
De appellant stelde dat er nieuwe feiten waren, naar aanleiding van een MRI-onderzoek, die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. De rechtbank oordeelde echter dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die het Uwv verplichtten om terug te komen op het eerdere besluit. De verzekeringsarts had alle relevante gegevens zorgvuldig bestudeerd en de conclusies waren goed onderbouwd.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het verzoek van de appellant om terug te komen van het besluit van 19 juli 1995 terecht was afgewezen. De Raad benadrukte dat nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden alleen relevant zijn als ze na het eerdere besluit zijn voorgevallen of als ze vóór dat besluit niet konden worden aangevoerd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat de eerdere uitspraak in stand bleef.