ECLI:NL:CRVB:2014:3932

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 november 2014
Publicatiedatum
26 november 2014
Zaaknummer
14-307 BBZ-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van herzieningsverzoek in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2014 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar herzieningsverzoek. De zaak betreft een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 11 december 2012, waarin het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk was verklaard omdat zij het verschuldigde griffierecht niet tijdig had betaald. Appellante heeft verzet aangetekend en is verschenen op de zitting van 11 november 2014, terwijl het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer niet aanwezig was.

De Raad overweegt dat appellante erkent het griffierecht niet tijdig te hebben voldaan. Zij heeft aangevoerd dat zij had verzocht om drie herzieningsverzoeken in één zitting te behandelen, maar dit verzoek is de Raad niet bereikt. De Raad concludeert dat appellante niet mocht aannemen dat zij geen griffierecht verschuldigd was. Bovendien heeft appellante het griffierecht in september 2014 voldaan, maar dit gebeurde na de uitspraak waartegen zij verzet heeft gedaan, waardoor dit niet kan leiden tot een gegrond verzet. De Raad wijst appellante erop dat zij opnieuw een verzoek om herziening kan indienen.

De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk het verzet ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van C.M. Fleuren als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 november 2014.

Uitspraak

Datum uitspraak: 24 november 2014
14/307 BBZ-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 11 december 2012, 11/74 BBZ (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (oud) en artikel 21 van de Beroepswet (oud) van 15 juli 2014 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep (lees: het door appellante gedane verzoek om herziening) tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 11 november 2014. Appellante is verschenen. Het college is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 15 juli 2014 berust op de grond dat appellante het verschuldigde griffierecht niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij niet in verzuim is geweest.
Hangende het verzet heeft appellante erkend dat zij het griffierecht niet tijdig heeft voldaan. Zij heeft aangevoerd dat zij naar aanleiding van de aangetekende brief van 25 februari 2014, waarbij haar nogmaals is gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, heeft verzocht om drie herzieningsverzoeken in één zitting te behandelen en daarvoor één maal griffierecht in rekening te brengen. Een dergelijk verzoek heeft de Raad echter niet bereikt. Appellante heeft aan het achterwege blijven van een reactie op dit verzoek niet de conclusie mogen verbinden dat zij geen griffierecht verschuldigd was.
Appellante heeft voorts aangevoerd dat zij het griffierecht in deze herzieningszaak en de zaak met registratienummer 14/305 alsnog, in september 2014, heeft voldaan. Deze betaling heeft evenwel plaatsgevonden na de uitspraak waartegen appellante verzet heeft gedaan en kan daarom niet leiden tot een gegrond verzet. Indien appellante alsnog het griffierecht in de herzieningszaken met registratienummers 14/305 en 14/307 heeft voldaan, is dit ten onrechte betaald. Ter voorlichting van appellante overweegt de Raad ten slotte dat het haar vrij staat opnieuw een verzoek om herziening in te dienen.
Het voorgaande betekent dat het verzet ongegrond is.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van C.M. Fleuren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 november 2014.
(getekend) M. Hillen
(getekend) C.M. Fleuren

HD