ECLI:NL:CRVB:2014:3931

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 november 2014
Publicatiedatum
26 november 2014
Zaaknummer
14-305 BBZ-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van herzieningsverzoek in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2014 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere beslissing waarbij haar verzoek om herziening niet-ontvankelijk was verklaard. De zaak betreft een geschil tussen appellante en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer. Appellante had verzet aangetekend tegen de uitspraak van 8 juli 2014, waarin werd geoordeeld dat zij het verschuldigde griffierecht niet tijdig had betaald.

De Raad heeft vastgesteld dat het verzetschrift, gedateerd op 21 augustus 2014, pas op 25 augustus 2014 was ontvangen, waardoor de termijn voor het indienen van het verzet was overschreden. Appellante heeft aangevoerd dat zij door persoonlijke omstandigheden, waaronder haar gezondheid, niet in staat was om het poststuk tijdig op te halen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de door appellante aangevoerde omstandigheden niet verschoonbaar zijn. Het is de verantwoordelijkheid van appellante om ervoor te zorgen dat poststukken haar tijdig bereiken en zij had zich moeten informeren over de aanvang van de termijn voor het indienen van verzet.

Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft verder geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft appellante de mogelijkheid geboden om opnieuw een verzoek om herziening in te dienen. De uitspraak is gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van griffier C.M. Fleuren, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 24 november 2014
14/305 BBZ-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 11 december 2012, 10/4118 BBZ (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (oud) en artikel 21 van de Beroepswet (oud) van 8 juli 2014 heeft de Raad het door appellante gedane verzoek om herziening niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan en op verzoek van de Raad een nader stuk ingediend.
Het verzet is behandeld ter zitting van 11 november 2014. Appellante is verschenen. Het college is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 8 juli 2014 berust op de grond dat appellante het verschuldigde griffierecht niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
De Raad ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag of het verzet ontvankelijk is.
Het door appellante ingediende verzetschrift is gedateerd 21 augustus 2014 en is op
25 augustus 2014 door de Raad ontvangen. De termijn van zes weken voor het indienen van een verzetschrift is dus overschreden.
Bij brief van 4 september 2014 heeft de Raad bij appellante geïnformeerd naar de reden van de termijnoverschrijding. Appellante heeft bij brief van 16 september 2014 te kennen gegeven dat het postagentschap waar zij het aangetekend verzonden poststuk moest afhalen op
25 minuten loopafstand ligt. Wegens beperkingen die appellante als hartpatiënt ervaart, heeft zij gunstige weersomstandigheden moeten afwachten om het poststuk op te halen. Ter zitting heeft appellante hieraan toegevoegd dat haar niet duidelijk was dat het om een stuk afkomstig van de Raad ging. Zij heeft ten onrechte gemeend dat de termijn waarbinnen verzet moet worden gedaan aan zou vangen op de datum waarop de uitspraak haar had bereikt.
De door appellante genoemde omstandigheden zijn geen omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het is haar verantwoordelijkheid ervoor zorg te dragen dat poststukken haar tijdig bereiken, eventueel door het inschakelen van een derde, en het lag op haar weg om zich te informeren omtrent de aanvang van de termijn. Het verzet moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
De Raad komt gelet op het voorgaande niet toe aan wat appellante heeft aangevoerd over de betaling van het griffierecht en haar verzoek om de zaak na betaling van het griffierecht alsnog in behandeling te nemen. Het staat appellante vrij opnieuw een verzoek om herziening in te dienen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van C.M. Fleuren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 november 2014.
(getekend) M. Hillen
(getekend) C.M. Fleuren

HD