Uitspraak
9 oktober 2013, 13/1537 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellant, vertegenwoordigd door M.J. Aanen van ARAG Nederland, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Het Uwv had vastgesteld dat de appellant met ingang van 19 oktober 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde de appellant aan dat zijn belastbaarheid door de verzekeringsartsen van het Uwv was overschat en dat hij leed aan een psychiatrische aandoening die zijn functioneren ernstig beïnvloedde. Het Uwv verzocht de rechtbank om de eerdere uitspraak te bevestigen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanwijzingen waren dat belangrijke aspecten van de gezondheidstoestand van de appellant over het hoofd waren gezien. De Raad bevestigde dat de belastbaarheid van de appellant correct was vastgesteld en dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de belasting in het eigen werk en de geduide functies de belastbaarheid niet overschreed.
Daarom werd het hoger beroep van de appellant afgewezen en werd de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.