ECLI:NL:CRVB:2014:3920

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 november 2014
Publicatiedatum
26 november 2014
Zaaknummer
13-6208 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Riphagen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellant, vertegenwoordigd door M.J. Aanen van ARAG Nederland, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Het Uwv had vastgesteld dat de appellant met ingang van 19 oktober 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).

De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde de appellant aan dat zijn belastbaarheid door de verzekeringsartsen van het Uwv was overschat en dat hij leed aan een psychiatrische aandoening die zijn functioneren ernstig beïnvloedde. Het Uwv verzocht de rechtbank om de eerdere uitspraak te bevestigen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanwijzingen waren dat belangrijke aspecten van de gezondheidstoestand van de appellant over het hoofd waren gezien. De Raad bevestigde dat de belastbaarheid van de appellant correct was vastgesteld en dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de belasting in het eigen werk en de geduide functies de belastbaarheid niet overschreed.

Daarom werd het hoger beroep van de appellant afgewezen en werd de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/6208 WIA
Datum uitspraak: 26 november 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
9 oktober 2013, 13/1537 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld door M.J. Aanen, werkzaam bij
ARAG Nederland.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Bij besluit van 18 september 2012 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontstaat, omdat hij met ingang van 19 oktober 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 5 februari 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn belastbaarheid door de verzekeringsartsen van het Uwv is overschat. Volgens appellant is er bij hem sprake van een psychiatrisch lijden waardoor hij feitelijk niet weet wat hij doet.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. Het oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak.
4.1.
Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze is verricht. Niet is gebleken dat de verzekeringsartsen van het Uwv aspecten van de gezondheidstoestand van appellant hebben gemist. Terecht heeft de rechtbank geoordeeld geen aanleiding te zien om aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen, nu deze de belastbaarheid van appellant op een inhoudelijk overtuigende wijze in hun rapporten hebben gemotiveerd. De Raad wijst daarbij met name op het rapport van 30 januari 2013, waarin de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingaat op de in bezwaar aangevoerde gronden van appellant en motiveert waarom er geen dan wel onvoldoende aanwijzingen zijn voor een structureel en ernstig psychisch lijden. Evenmin als in beroep heeft appellant in hoger beroep medische informatie overgelegd die zijn standpunt ondersteunen dat hij meer of anders beperkt is, dan door de verzekeringsartsen is aangenomen.
4.2.
Uitgaande van de juistheid van de voor appellant vastgestelde belastbaarheid, volgt de Raad ook het oordeel van de rechtbank dat de arbeidsdeskundige in zijn rapport van
18 september 2012 voldoende heeft gemotiveerd dat de belasting in het eigen werk (en de geduide functies) de belastbaarheid van appellant niet overschrijdt. Het Uwv heeft dan ook terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant op grond van de Wet WIA per
19 oktober 2012 vastgesteld op minder dan 35%.
4.3.
Gezien hetgeen is overwogen in 4.1 en 4.2 slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Riphagen, in tegenwoordigheid van M. Crum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 november 2014.
(getekend) J. Riphagen
(getekend) M. Crum

QH