ECLI:NL:CRVB:2014:3917
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens overschrijding bezwaartermijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 2 juli 2012, waarin werd vastgesteld dat hij geen recht had op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van de appellant, dat op 12 augustus 2012 was ingediend, werd door het Uwv niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank oordeelde dat het Uwv niet had gemotiveerd waarom de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, maar bevestigde wel dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand bleven.
In hoger beroep voerde de appellant aan dat de rechtbank ten onrechte zijn bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. Hij stelde dat de bezwaartermijn pas was gaan lopen vanaf de datum van een aanvullend arbeidskundig rapport op 9 juli 2012, omdat hij op die datum voor het eerst door een arbeidsdeskundige was gezien. De Raad oordeelde echter dat de bezwaartermijn was aangevangen op 3 juli 2012 en eindigde op 13 augustus 2012. Het bezwaarschrift was pas op 14 augustus 2012 ter post bezorgd en op 15 augustus 2012 door het Uwv ontvangen, waardoor het niet tijdig was ingediend.
De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar was, ook al had de appellant een verwonding aan zijn rechterhand. De Raad oordeelde dat de appellant hulp van derden had kunnen inschakelen en dat er geen bewijs was dat het Uwv had toegezegd dat het bezwaar later ingediend kon worden. Gezien deze overwegingen werd het hoger beroep van de appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.