ECLI:NL:CRVB:2014:3827
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- C.H. Bangma
- W.J. van Brussel
- Rechtspraak.nl
Geweldsgebruik bij aanhouding en de gevolgen voor de ambtenaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de korpschef van politie appellant, een politieambtenaar, een disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag heeft opgelegd. De aanleiding voor het ontslag was het gebruik van geweld door appellant tijdens de aanhouding van een verdachte, M, die al onder controle was. De feiten dateren van de nacht van 12 op 13 september 2011, toen appellant samen met collega's betrokken was bij de achtervolging van twee mannen die fietsen vernielden. Na de aanhouding van M door een collega, heeft appellant geweld gebruikt tegen de geboeide verdachte. Dit geweld werd door de korpschef als plichtsverzuim aangemerkt, omdat appellant niet correct verantwoording had afgelegd over het geweld en een ambtsedig proces-verbaal niet naar waarheid had opgemaakt.
De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het gebruik van geweld door appellant niet gerechtvaardigd was, aangezien de verdachte onder controle was en er geen objectieve aanleiding was voor het geweld. De Raad erkent echter dat er verzachtende omstandigheden zijn, zoals het feit dat dit de eerste fout van appellant was en dat hij onder hoge druk stond tijdens het incident. De Raad concludeert dat de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag onevenredig zwaar is, gezien de omstandigheden. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en de korpschef wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met deze uitspraak. Tevens wordt de korpschef veroordeeld in de kosten van appellant, die zijn juridische bijstand vergoed krijgt.