ECLI:NL:CRVB:2014:3778
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Weigering van een ZW-uitkering op basis van medische geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, die als productiemedewerkster werkzaam was, had zich op 20 december 2011 ziek gemeld vanwege handklachten. Na een onderzoek door een verzekeringsarts op 29 februari 2012, werd vastgesteld dat er geen objectieve medische afwijkingen waren en werd appellante per 1 maart 2012 weer geschikt geacht voor haar arbeid. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vervolgens besloten dat appellante geen recht meer had op ziekengeld ingevolge de Ziektewet (ZW).
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv eveneens ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en de conclusies goed gemotiveerd waren. Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt herhaald dat haar beperkingen aan beide handen zijn onderschat en dat zij niet in staat is haar arbeid te verrichten.
De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld, maar oordeelde dat deze in essentie een herhaling waren van wat eerder was aangevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had in zijn rapporten inzichtelijk gemotiveerd waarom appellante op de datum in geding niet meer beperkt was dan het Uwv had vastgesteld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, evenals de verzoeken om veroordeling in proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 31 oktober 2014.