ECLI:NL:CRVB:2014:3686
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- M. Hillen
- M.C.D. Embregts
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting en de gevolgen van een huisbezoek
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellante op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante ontving sinds 1 juni 2005 bijstand, maar er ontstond twijfel over haar woonadres na een anonieme tip dat zij niet op het uitkeringsadres woonde. De gemeente Haarlemmermeer voerde een onderzoek uit, waarbij onder andere een huisbezoek werd afgelegd. Appellante had geen toestemming gegeven voor dit huisbezoek aan het adres van haar partner, maar had wel drie verklaringen ondertekend waarin zij onder andere aangaf dat zij sinds mei 2009 niet meer op het uitkeringsadres woonde. Het college van burgemeester en wethouders besloot op 9 juli 2012 de bijstand van appellante in te trekken, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld door de schending van de inlichtingenverplichting. Appellante ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellante aan dat de rechtbank ten onrechte haar partner als zodanig had aangeduid en dat de verklaringen niet vrijwillig waren afgelegd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college voldoende bewijs had geleverd dat appellante niet op het uitkeringsadres woonde en dat de intrekking van de bijstand terecht was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden en dat er een redelijke grond was voor het huisbezoek.