ECLI:NL:CRVB:2014:3680
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- M. Hillen
- M.C.D. Embregts
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet woonachtig op het uitkeringsadres
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving vanaf 30 augustus 2005 bijstand, maar er ontstond twijfel over zijn woonadres. Op 6 april 2011 meldde een medewerker van woningbouwvereniging De Alliantie dat appellant niet op het uitkeringsadres woonde. Hierop volgde een onderzoek door de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam, waarbij informatie werd ingewonnen bij verschillende instanties en een gesprek met appellant plaatsvond. De bevindingen leidden tot de conclusie dat appellant niet op het uitkeringsadres woonde, wat resulteerde in de intrekking van zijn bijstand per 11 april 2011.
Appellant heeft de intrekking van zijn bijstand aangevochten, maar de rechtbank Amsterdam verklaarde zijn beroep ongegrond. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat de informatie van De Alliantie, de politie en getuigen voldoende basis bood voor de conclusie dat appellant niet woonde op het uitkeringsadres. De Raad benadrukte dat de belanghebbende verplicht is om juiste en volledige informatie over zijn woonadres te verstrekken, wat cruciaal is voor de vaststelling van het recht op bijstand.
De Raad bevestigde dat de intrekking van de bijstand terecht was, omdat appellant niet voldeed aan zijn inlichtingenverplichting. De omstandigheid dat appellant in een strafrechtelijke procedure was vrijgesproken van bepaalde beschuldigingen, deed niets af aan de bestuursrechtelijke beoordeling van zijn woon- en leefsituatie. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.