ECLI:NL:CRVB:2014:3677

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 november 2014
Publicatiedatum
11 november 2014
Zaaknummer
14-4146 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens te late indiening beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 november 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de bekendmaking van de aangevallen uitspraak. In dit geval was de aangevallen uitspraak op 15 mei 2014 aan appellant toegezonden, maar het beroepschrift werd pas op 23 juli 2014 ontvangen, wat buiten de termijn viel.

De Raad overwoog dat, hoewel appellant stelde niet eerder op de hoogte te zijn geweest van de uitspraak, de gedingstukken aantonen dat de uitspraak op de juiste wijze was bekendgemaakt. De brief van 15 mei 2014 was onbestelbaar geretourneerd, maar de rechtbank had de uitspraak op 12 juni 2014 opnieuw verzonden, wat geen invloed had op de termijn voor het instellen van hoger beroep. Appellant had ook verzocht om toezending van de uitspraak, maar dit had geen effect op de termijn. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was geweest.

Daarom verklaarde de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zonder verder onderzoek te doen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van griffier E.R. Flore, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 11 november 2014
14/4146 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 14 mei 2014, 14/2828 en 14/3114 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 15 mei 2014 in afschrift aangetekend aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 23 juli 2014 ontvangen.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij schrijven van 28 juli 2014 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij brieven van 3 september en 25 september 2014 geantwoord dat hij niet eerder dan bij brief van 17 juli 2014 bekend is geworden met de aangevallen uitspraak.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Uit de gedingstukken blijkt dat de brief van 15 mei 2014 waarbij een kopie van de aangevallen uitspraak aangetekend aan appellant is verzonden, onbestelbaar is geretourneerd. De rechtbank heeft de aangevallen uitspraak vervolgens op 12 juni 2014 per gewone post nogmaals aan appellant gestuurd met de mededeling dat deze tweede verzending geen verandering brengt in de termijn voor het instellen van hoger beroep. Bij brief van 8 juni 2014, bij de rechtbank ingekomen op
10 juli 2014, heeft appellant verzocht om toezending van de aangevallen uitspraak. Bij brief van 17 juli 2014 heeft de rechtbank wederom de aangevallen uitspraak toegestuurd met de mededeling dat deze derde verzending geen verandering brengt in de termijn voor het instellen van hoger beroep. Gelet hierop is de aangevallen uitspraak op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van E.R. Flore als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2014.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) E.R. Flore
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

HD