ECLI:NL:CRVB:2014:3509

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 oktober 2014
Publicatiedatum
29 oktober 2014
Zaaknummer
14-790 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake sociale zekerheidswetgeving

Op 29 oktober 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 14/790 WWB-V. Deze uitspraak betreft het verzet van appellanten tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 20 mei 2014, waarin het hoger beroep van appellanten niet-ontvankelijk was verklaard. De aanleiding voor het verzet was dat de gronden van het hoger beroep niet tijdig waren ingediend, zoals vereist volgens de Algemene wet bestuursrecht. Appellanten hebben echter in hun verzetschrift aangevoerd dat zij niet in verzuim waren en hebben verzocht om opnieuw de gelegenheid te krijgen om de gronden van het hoger beroep in te dienen.

De Raad heeft, na beoordeling van het verzetschrift, besloten om appellanten opnieuw in de gelegenheid te stellen om hun gronden in te dienen. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van 20 mei 2014 vervalt en het onderzoek in de zaak wordt voortgezet. De Raad heeft geen aanleiding gezien om appellanten te veroordelen in de kosten van het verzet. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier J.A. Achterberg, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 29 oktober 2014
14/790 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 december 2013, 13/1919 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellanten] te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 20 mei 2014 heeft de Raad het door appellanten ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 20 mei 2014 hebben appellanten verzet gedaan.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 20 mei 2014 berust op de overwegingen dat de gronden van het hoger beroep niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 10 maart 2014 gestelde termijn zijn ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellanten niet in verzuim zijn geweest.
Gelet op het gestelde in het verzetschrift heeft de Raad aanleiding gezien appellanten opnieuw in de gelegenheid te stellen om de gronden van het hoger beroep in te dienen. Appellanten hebben van deze gelegenheid tijdig gebruik gemaakt.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van
20 mei 2014 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2014.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) J.A. Achterberg

JS