ECLI:NL:CRVB:2014:3500

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 oktober 2014
Publicatiedatum
29 oktober 2014
Zaaknummer
12-6214 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering na beoordeling van psychische klachten en geschiktheid voor arbeid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De appellant, die als schoonmaker werkzaam was, had zich ziek gemeld vanwege psychische klachten en verzocht om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De verzekeringsarts had op basis van een expertise door psychiater R.L. Leta geconcludeerd dat er onvoldoende reden was om aan te nemen dat appellant ernstige psychiatrische problematiek had. De verzekeringsarts stelde beperkingen vast in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en concludeerde dat appellant met deze beperkingen geschikt was voor het verrichten van werkzaamheden. Het Uwv weigerde de WIA-uitkering, wat door appellant werd bestreden.

De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij werd overwogen dat er onvoldoende medische gegevens waren om de conclusies van de verzekeringsarts te weerleggen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat zijn beperkingen niet juist waren vastgesteld en dat er verdergaande beperkingen hadden moeten worden aangenomen. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en voegde daaraan toe dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de informatie van psychiater Leta had meegenomen in haar beoordeling. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat het onderzoek onvolledig of onzorgvuldig was geweest.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

12/6214 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van
9 oktober 2012, 12/1801 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.H.F. de Jong, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2014. Appellant is - met bericht van verhindering - niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.M. Schalkwijk.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was laatstelijk werkzaam als schoonmaker. Met ingang van 31 juli 2009 heeft hij zich ziek gemeld voor zijn werkzaamheden in verband met psychische klachten.
1.2.
In verband met de aanvraag van appellant om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft psychiater R.L. Leta, op verzoek van de verzekeringsarts, een expertise verricht en van zijn bevindingen op 21 september 2011 verslag gedaan. Leta heeft bij zijn onderzoek informatie van de behandelend sector betrokken. Leta heeft geconcludeerd dat vanwege de door hem geschetste problemen met de betrouwbaarheid van de informatie die bij de anamnese naar voren komt niet met zekerheid kan worden gesteld of psychiatrische klachten geheel niet spelen bij appellant. Met name stemmingsklachten zijn niet uitgesloten, zoals somberheid of boosheid. Ook enige spanningsklachten zijn denkbaar. Op basis van zijn onderzoek ziet Leta echter onvoldoende reden om aan te nemen dat ernstige psychiatrische problematiek speelt. Leta sluit een posttraumatische stressstoornis en een depressieve stoornis uit. Bij de persoonlijkheidsdiagnostiek speelt eveneens het probleem van de betrouwbaarheid. Evidente aanwijzingen voor persoonlijkheidsproblematiek komen echter niet naar voren, aldus Leta. Vervolgens heeft de verzekeringsarts een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld en daarin beperkingen opgenomen, onder meer in de rubrieken 1 en 2.
1.3.
Bij besluit van 1 november 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant met ingang van 29 juli 2011 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA. Het Uwv neemt daarbij het standpunt in dat appellant met inachtneming van zijn beperkingen geschikt is voor het verrichten van werkzaamheden. Gelet op het loon dat hij daarmee kan verdienen heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant berekend op minder dan 35%. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.4.
Bij besluit van 5 april 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is mede gebaseerd op het rapport van 1 maart 2012 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze arts heeft ten aanzien van de ingediende bezwaargronden overwogen dat in de FML in ruime mate rekening is gehouden met de stemmings- en spanningsklachten van appellant door beperkingen aan te nemen in de rubrieken 1, 2 en 6. Het door appellant overgelegde rapport van de bedrijfsarts bestaat alleen uit een korte heteroanamnese, waarbij geen adequaat psychiatrisch onderzoek (in engere zin) plaatsvond. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat er geen argumenten zijn om af te wijken van het primair medisch oordeel.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellant tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
2.1.
Met betrekking tot de medische grondslag heeft de rechtbank overwogen dat in de beschikbare medische gegevens onvoldoende aanknopingspunten zijn aangetroffen om te concluderen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van appellant niet juist heeft vastgesteld dan wel verdergaande beperkingen had moeten aannemen. De in beroep overgelegde brief van het NOAGG, Centrum voor Transculturele Geestelijke Gezondheidszorg, van 26 juni 2012 bevat geen nieuwe medische gegevens. Verder blijkt uit het rapport van psychiater Leta duidelijk dat hij de brief van het NOAGG van 14 juli 2011 bij zijn onderzoek heeft betrokken. Van de zijde van appellant zijn in beroep verder geen concrete medische gegevens ingebracht die twijfel oproepen aan het door de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingenomen standpunt met betrekking tot de belastbaarheid van appellant op 29 juli 2011. Volgens vaste rechtspraak is er slechts sprake van arbeidsongeschiktheid indien en voor zover een verzekerde op medische gronden naar objectieve maatstaven gemeten de in aanmerking komende arbeid niet kan of mag verrichten, resulterend in een relevant inkomensverlies. De wijze waarop appellant zelf zijn gezondheid(sklachten) ervaart kan daarom geen toereikende grondslag vormen om arbeidsongeschiktheid aan te nemen.
2.2.
Uitgaande van de juistheid van de bij appellant aangenomen beperkingen, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien voor het oordeel dat appellant de geduide functies niet zou kunnen verrichten.
3. In hoger beroep is namens appellant herhaald dat zijn beperkingen niet juist zijn vastgesteld en dat in verband met zijn psychische klachten verdergaande beperkingen hadden moeten worden aangenomen. Naar de mening van appellant is er sprake van een onvolledig en onzorgvuldig onderzoek. Het feit dat appellant geen of beperkt antwoord heeft gegeven op vragen van psychiater Leta of de verzekeringsarts, ontslaat de verzekeringsarts niet van de verplichting de claimklachten nader te onderzoeken. Niet valt uit te sluiten dat de gebrekkige beantwoording van de vragen onderdeel uitmaakt van de psychische problematiek.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank, en de overwegingen die hiertoe hebben geleid, worden onderschreven. Hieraan wordt nog het volgende toegevoegd.
4.2.
Psychiater Leta heeft in zijn rapport van 21 september 2011 over het non-coöperatieve gedrag van appellant tijdens het onderzoek het nodige overwogen en geconcludeerd. Deze informatie is vervolgens door de verzekeringsarts bezwaar en beroep meegenomen in haar heroverweging van de medische grondslag. Zij heeft in het rapport van 1 maart 2012 daarover onder meer overwogen dat het niet geven van een reactie op vragen of korte dan wel het geven van incomplete antwoorden, alleen voorkomt bij de acute fase van zeer ernstige psychiatrische ziektebeelden. Deze ziektebeelden konden door Leta echter worden uitgesloten. Gelet hierop is er dan ook geen aanleiding appellant te volgen in zijn stelling dat de gebrekkige beantwoording van de vragen onderdeel uitmaakt van zijn psychische problematiek. Anders dan appellant aanvoert, is van een onvolledig of onzorgvuldig onderzoek door het Uwv geen sprake.
4.3.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Het verzoek om schadevergoeding, bestaande uit de wettelijke rente over de na te betalen uitkeringen, moet worden afgewezen.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van de wettelijke rente af.
Deze uitspraak is gedaan door C.C.W. Lange, in tegenwoordigheid van K. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2014
(getekend) C.C.W. Lange
(getekend) K. de Jong

JS