ECLI:NL:CRVB:2014:3425
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Riphagen
- J.T.P. Pot
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die voorheen als heftruckchauffeur werkte. Appellant meldde zich ziek op 22 augustus 2011 vanwege rug-, onderbuik- en heupklachten, waarna hem een ZW-uitkering werd toegekend. Op 21 maart 2012 besloot het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de uitkering te beëindigen, omdat appellant weer geschikt werd geacht voor zijn maatgevende werk. Dit besluit werd in een later bezwaar ongegrond verklaard door het Uwv, wat leidde tot een rechtszaak bij de rechtbank Rotterdam. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusie van het Uwv dat appellant per 22 maart 2012 weer geschikt was voor arbeid, juist was.
Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Hij betwistte de juistheid van de eerdere beslissing en voerde aan dat hij niet in staat was om zijn werk als heftruckchauffeur te verrichten, vooral vanwege de trillingen die bij dit werk komen kijken. Appellant overhandigde aanvullende medische informatie ter ondersteuning van zijn standpunt, maar het Uwv verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsarts van het Uwv zorgvuldig was en dat de bevindingen van de behandelende artsen, waaronder de neuroloog, adequaat waren meegenomen. De Raad concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de juistheid van het standpunt van de verzekeringsartsen te betwijfelen. De medische informatie die appellant in hoger beroep aanvoerde, bood geen nieuwe inzichten die de eerdere conclusies konden ondermijnen. De Raad bevestigde daarom de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond.