ECLI:NL:CRVB:2014:3385
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen informatieve mededeling over jaarlijkse gesprekken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die sinds 30 maart 2012 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had bezwaar gemaakt tegen een mededeling van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Deze mededeling, gedaan in een besluit van 26 juni 2012, hield in dat het college ten minste één keer per jaar met appellant wilde bespreken hoe het met hem ging. Appellant stelde dat deze mededeling gericht was op rechtsgevolg en dat hij hiertegen bezwaar kon maken.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de mededeling van het college van informatieve aard was en niet gericht op een rechtsgevolg. Het college had het bezwaar van appellant tegen deze mededeling terecht niet-ontvankelijk verklaard. De Raad benadrukte dat de mededeling geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het geen wijziging in de rechtspositie van appellant teweegbracht. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van griffier T.A. Meijering, en werd openbaar uitgesproken op 14 oktober 2014.