ECLI:NL:CRVB:2014:3373
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand op grond van artikel 58 WWB en de toepassing van dringende redenen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellant, die samen met D. Dewansingh, zijn bijstandsuitkering had ontvangen. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had op 22 augustus 2012 de bijstand van appellant en D. Dewansingh ingetrokken, omdat zij langer dan toegestaan in het buitenland verbleven. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze intrekking. Vervolgens heeft het college op 18 oktober 2012 besloten om de ten onrechte gemaakte kosten van bijstand over de periode van 14 juli 2012 tot en met 31 juli 2012, ter hoogte van € 728,55, terug te vorderen. Dit besluit werd op 19 december 2012 bevestigd, waarbij het college aangaf dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er wel dringende redenen zijn, zoals zijn enorme schuldenlast en de onmogelijkheid om zijn vaste lasten te betalen. Hij heeft verschillende betalingsregelingen getroffen met schuldeisers en betoogt dat de terugvordering zijn financiële situatie verder zal verergeren. De Raad heeft echter geoordeeld dat de door appellant aangevoerde financiële omstandigheden geen dringende redenen vormen om van terugvordering af te zien. De Raad heeft vastgesteld dat de terugvordering pas gevolgen zal hebben op het moment dat het college daadwerkelijk overgaat tot invordering, en dat appellant beschermd wordt door de regels van de beslagvrije voet.
De Raad heeft geconcludeerd dat het college bevoegd was om de teveel betaalde bijstand terug te vorderen en dat de aangevoerde omstandigheden niet uitzonderlijk genoeg zijn om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank Amsterdam is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.