ECLI:NL:CRVB:2014:3364
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant had op 6 december 2011 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Hilvarenbeek heeft deze aanvraag op 13 december 2011 afgewezen, omdat de appellant onvoldoende duidelijkheid had verschaft over zijn feitelijke woonsituatie. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De appellant heeft hoger beroep ingesteld en voerde aan dat hij niet in staat was om de zitting op 22 juli 2014 bij te wonen vanwege psychische klachten en financiële problemen. Dit verzoek om uitstel werd door de Raad afgewezen, omdat de appellant zijn stelling niet met objectieve gegevens had onderbouwd. De Raad oordeelde dat de appellant niet voldoende duidelijkheid had gegeven over zijn woon- en verblijfplaats in de beoordelingsperiode van 6 tot en met 13 december 2011. De Raad constateerde dat de appellant niet ingeschreven stond op het opgegeven adres en dat hij tijdens de hoorzitting tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over zijn verblijfplaats.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd geoordeeld dat de appellant niet voldeed aan de inlichtingenverplichting, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De Raad oordeelde dat de uitzonderingsbepaling van artikel 16 van de WWB niet van toepassing was, omdat de afwijzing van de bijstandsaanvraag niet op dringende redenen was gebaseerd, maar op het gebrek aan duidelijke informatie over de woonsituatie van de appellant. De uitspraak werd gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier.