ECLI:NL:CRVB:2014:3362

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 oktober 2014
Publicatiedatum
15 oktober 2014
Zaaknummer
13-1844 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting

In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand aan appellanten, die sinds 23 oktober 2007 bijstand ontvingen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme melding dat appellant aan het werk zou zijn, heeft de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente Den Haag een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de verleende bijstand. Appellanten werden verzocht om bankafschriften over te leggen, maar hebben niet volledig voldaan aan dit verzoek. Hierdoor heeft het college op 16 mei 2012 de bijstand opgeschort en op 30 mei 2012 ingetrokken. Het college verklaarde de bezwaren tegen deze besluiten ongegrond in een besluit van 15 oktober 2012.

De rechtbank Den Haag heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de anonieme tip enkel als aanleiding voor het onderzoek diende en dat appellanten verplicht waren om de gevraagde informatie te verstrekken. De rechtbank oordeelde dat appellanten niet volledig aan het verzoek hadden voldaan en dat de door hen overgelegde informatie niet voldoende was voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de bijstand. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat de opschorting en intrekking van de uitkering ongegrond waren, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de gronden van appellanten in hoger beroep een herhaling waren van wat eerder in beroep was aangevoerd en dat de rechtbank gemotiveerd op deze gronden was ingegaan.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2014.

Uitspraak

13/1844 WWB, 13/1845 WWB
Datum uitspraak: 14 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
27 februari 2013, 12/10943 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante) beiden te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. R.G. Groen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 22 juli 2014, waar partijen, met bericht, niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten ontvingen sinds 23 oktober 2007 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor gehuwden.
1.2.
Naar aanleiding van een anonieme melding dat appellant aan het werk zou zijn heeft de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Dienst SZW), afdeling Bijzonder Onderzoek, van de gemeente Den Haag een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellanten verleende bijstand. In dat kader is appellanten bij brieven van 21 maart 2012 en 19 april 2012 verzocht alle opeenvolgende afschriften van alle bankrekeningen van de laatste drie maanden van hen beiden en van hun kind(eren) over te leggen, laatstelijk vóór 26 april 2012.
1.3.
Bij besluit van 16 mei 2012 heeft het college het recht op bijstand op grond van
artikel 54, eerste lid, van de WWB met ingang van 1 mei 2012 opgeschort omdat appellanten niet de volledige stukken hadden aangeleverd waarom was verzocht. Daarbij heeft het college appellanten de gelegenheid geboden om het verzuim te herstellen en appellanten daarbij een termijn gegund tot 30 mei 2012 om alsnog de gevraagde gegevens over te leggen. Tevens zijn appellanten erop gewezen dat de bijstand wordt ingetrokken als zij de gegevens niet, niet volledig of niet tijdig inleveren.
1.4.
Bij besluit van 30 mei 2012 heeft het college de bijstand van appellanten op grond van artikel 54, vierde lid, van de WWB met ingang van 1 mei 2012 ingetrokken.
1.5.
Bij besluit van 15 oktober 2012 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren tegen de besluiten van 16 mei 2012 en 30 mei 2012 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de anonieme tip enkel heeft gediend als aanleiding voor het onderzoek en dat appellanten gehouden waren gevolg te geven aan het verzoek om informatie. Uit de gedingstukken blijkt dat appellanten binnen de gegeven hersteltermijn(en) niet volledig aan het verzoek hebben voldaan. Appellanten hebben voorts op geen enkele wijze met bijvoorbeeld een ontvangstbevestiging of ander bewijs onderbouwd dat zij alle gevraagde bankafschriften wel op tijd hebben ingeleverd. De stelling van appellanten dat de door hen wel verschafte informatie voldoende was voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de bijstand wordt door de rechtbank verworpen. Met betrekking tot de door appellanten in bezwaar alsnog overgelegde volledige bankafschriften, heeft de rechtbank overwogen dat het verzuim van artikel 54, eerste lid, van de WWB zich niet leent voor herstel in bezwaar. Juist daarom kunnen appellanten geen gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen aan het feit dat de bezwaarmedewerker op de hoorzitting het verzoek om alsnog de ontbrekende gegevens over te leggen, heeft gehonoreerd. Dit geldt temeer, nu, zoals het college onbestreden heeft gesteld, de bezwaarmedewerker niet bevoegd was om op het bezwaar te beslissen.
3.
Appellanten hebben zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellanten hebben daartoe aangevoerd dat de opschorting en intrekking van de uitkering is gegrond op summiere en niet verifieerbare gegevens ten aanzien van de anonieme tip, zodat er geen grond was voor een rechtmatigheidsonderzoek. Verder zijn appellanten van mening dat de gegevens die zijn overgelegd voldoende zijn om het recht op bijstand te kunnen beoordelen. Ten slotte voeren zij aan dat in het kader van de integrale heroverweging in bezwaar alle bankafschriften zijn overgelegd en dat zij daarmee alsnog het eventuele gebrek hebben hersteld, en stellen een gerechtvaardigd vertrouwen te kunnen ontlenen aan de handelwijze van de bezwaarmedewerker op de hoorzitting.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. De gronden die appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd zijn een herhaling van wat zij in beroep hebben aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellanten hebben geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de betrokken gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is.
4.2.
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2014.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) M.R. Schuurman

HD