ECLI:NL:CRVB:2014:3362
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand aan appellanten, die sinds 23 oktober 2007 bijstand ontvingen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme melding dat appellant aan het werk zou zijn, heeft de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente Den Haag een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de verleende bijstand. Appellanten werden verzocht om bankafschriften over te leggen, maar hebben niet volledig voldaan aan dit verzoek. Hierdoor heeft het college op 16 mei 2012 de bijstand opgeschort en op 30 mei 2012 ingetrokken. Het college verklaarde de bezwaren tegen deze besluiten ongegrond in een besluit van 15 oktober 2012.
De rechtbank Den Haag heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de anonieme tip enkel als aanleiding voor het onderzoek diende en dat appellanten verplicht waren om de gevraagde informatie te verstrekken. De rechtbank oordeelde dat appellanten niet volledig aan het verzoek hadden voldaan en dat de door hen overgelegde informatie niet voldoende was voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de bijstand. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat de opschorting en intrekking van de uitkering ongegrond waren, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de gronden van appellanten in hoger beroep een herhaling waren van wat eerder in beroep was aangevoerd en dat de rechtbank gemotiveerd op deze gronden was ingegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2014.