ECLI:NL:CRVB:2014:3256

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 oktober 2014
Publicatiedatum
7 oktober 2014
Zaaknummer
13-3042 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bijzondere bijstand voor niet door de ziektekostenverzekeraar vergoede kosten van tandheelkundige implantaten en kronen

In deze zaak heeft appellante op 11 januari 2012 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de kosten van tandheelkundige implantaten en kronen, die niet door haar ziektekostenverzekeraar werden vergoed. Het college van burgemeester en wethouders van Gouda heeft deze aanvraag op 20 februari 2012 afgewezen, met als argument dat er een voorliggende, toereikende en passende voorziening is en dat er geen medische noodzaak voor de behandeling bestaat. Dit besluit werd later in een bestreden besluit van 14 november 2012 gehandhaafd.

De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat er wel degelijk een medische noodzaak was, die voortkwam uit haar psychische gesteldheid. Ter ondersteuning van haar standpunt overhandigde zij een brief van haar psycholoog, waarin werd gesteld dat haar behandeling zich richtte op haar angstklachten en zelfbeeld, maar niet specifiek op de gevolgen van het gemis van de implantaten en kronen.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat volgens de WWB geen recht op bijstand bestaat als er een voorliggende voorziening is die als toereikend en passend wordt beschouwd. De Raad oordeelde dat de Zorgverzekeringswet als een dergelijke voorziening moet worden gezien. Het college had bovendien beleid dat bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten alleen kan worden verleend als uit medisch onderzoek blijkt dat de behandeling noodzakelijk is. De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat er een medische noodzaak was voor de gevraagde behandeling, en bevestigde daarmee de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

13/3042 WWB
Datum uitspraak: 7 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
22 mei 2013, 13/13 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Gouda (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.G.P. Glas, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft op 11 januari 2012 een aanvraag op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend voor bijzondere bijstand voor de niet door de ziektekostenverzekeraar vergoede kosten van implantaten en kronen op de gebitselementen 36 en 37.
1.2.
Bij besluit van 20 februari 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 14 november 2012 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen. Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat er een voorliggende voorziening is en, onder verwijzing naar de adviezen van G.D. de Loor, arts bij het GGD Hollands Midden, van 13 februari 2012 en 3 juli 2012, dat er geen medische en tandheelkundige noodzaak is en dat hierbij de door appellante gestelde psychische klachten in aanmerking zijn genomen.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er wel een medische noodzaak is en dat die is gelegen in haar psychische gesteldheid. Appellante heeft ter ondersteuning van haar standpunt een brief overgelegd van M.E. Bender, psycholoog bij de Praktijk voor Eerstelijns Psychologie (PEP) te Gouda, van 15 mei 2012.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij
artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de WWB bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
4.3.
Naar vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 17 november 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK4230) dient voor de kosten van een tandheelkundige behandeling sinds 1 januari 2006 de Zorgverzekeringswet (Zvw), mede gelet op artikel 2.7 van het Besluit zorgverzekering, als een aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorziening te worden beschouwd. In gevallen waarin deze zorg, als zijnde niet noodzakelijk, niet tot de prestaties behoren die op grond van het bij of krachtens de Zvw bepaalde voor vergoeding in aanmerking komen, staat het bepaalde in artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de WWB in beginsel aan bijstandsverlening in de weg.
4.4.
Het college voerde ten tijde van belang het beleid dat bijzondere bijstand voor kosten van kronen en bruggen kan worden verleend indien uit een medisch onderzoek blijkt dat de desbetreffende behandeling noodzakelijk is en als de goedkoopste adequate oplossing kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft dit beleid terecht gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 16 januari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BY9166) wordt een dergelijk beleid als gegeven aanvaard en dient de door de bestuursrechter te verrichten toetsing zich te beperken tot de vraag of het beleid op consistente wijze is toegepast. In dit geval dient die vraag bevestigend te worden beantwoord. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.5.
Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat er een medische noodzaak is voor de onder 1.1 vermelde implantaten en kronen. Het college heeft advies ingewonnen bij de arts De Loor. Deze arts heeft appellante gezien op zijn spreekuur. De Loor heeft het dossier van appellante voorgelegd aan twee tandartsen en kennis genomen van de door appellante overgelegde brief van de haar behandelend psycholoog Bender. De Loor heeft zijn standpunt dat in de gestelde psychische klachten geen medische noodzaak is gelegen uitgebreid gemotiveerd. De Loor acht van belang dat appellante niet psychiatrisch wordt behandeld voor gezondheidsklachten als gevolg van het gemis van de implantaten en kronen. Uit de brief van Bender volgt dat de behandeling bij de PEP niet specifiek gericht is op het gemis van de implantaten en kronen. In die brief staat vermeld dat de “behandeling (…) zich tot op heden voornamelijk heeft gericht op het geven van psycho-educatie op de angstklachten, het versterken van het zelfbeeld, het vergroten van de autonomie en het omgaan met dagelijkse situatie, waaronder de onzekerheden die haar incomplete gebit met zich mee brengen.”
4.6.
Uit 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van T.A. Meijering als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2014.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) T.A. Meijering

HD