ECLI:NL:CRVB:2014:3158

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 september 2014
Publicatiedatum
26 september 2014
Zaaknummer
12-4035 Wia
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op uitkering op grond van de Wet WIA na medische en arbeidskundige evaluatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die na een val van een trap met een gebroken sleutelbeen ziek was gemeld, had een uitkering aangevraagd op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had echter vastgesteld dat appellant geen recht had op deze uitkering, wat leidde tot een bestreden besluit op 20 januari 2012. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarop hij in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld, waarbij hij zijn eerdere gronden herhaalde en stelde dat hij ernstiger beperkt was dan het Uwv had aangenomen. De Raad oordeelde dat de rechtbank zorgvuldig onderzoek had laten verrichten naar de gezondheid van appellant en dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende gemotiveerd was ingegaan op de klachten van appellant, waaronder artrose, duizeligheid en concentratieproblemen. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische stukken waren ingediend die de eerdere beoordeling konden ondermijnen.

De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en bevestigde dat het bestreden besluit op een juiste medische grondslag berustte. Er was geen aanleiding om te twijfelen aan de beoordeling van de verzekeringsartsen, en het hoger beroep van appellant werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

12/4035 WIA
Datum uitspraak: 17 september 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
13 juni 2012, 12/1002 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B.P. Kuhn, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Kuhn. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door Z. Seyban.

OVERWEGINGEN

1.1. Na een val van een trap, waarbij hij zijn sleutelbeen heeft gebroken, heeft appellant zich op 14 juli 2009 ziek gemeld vanuit een situatie dat hij een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet.
1.2. Bij besluit van 30 juni 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat er voor appellant geen recht is ontstaan op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
1.3. Bij besluit van 20 januari 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
2.
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank dit beroep ongegrond verklaard.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv zorgvuldig onderzoek naar de gezondheid van appellant laten verrichten en is de bezwaarverzekeringsarts in zijn rapporten van 5 januari 2012 en 8 mei 2012 voldoende gemotiveerd op de klachten van appellant ingegaan. Hieruit blijkt dat rekening is gehouden met de artrose van appellant. Ook is ingegaan op de klachten van appellant over duizeligheid en concentratieproblemen. Daarbij is overwogen dat een deel van de klachten van appellant niet medisch objectiveerbaar zijn. Nu er in beroep geen nieuwe medische stukken zijn overgelegd op grond waarvan getwijfeld moet worden aan de juistheid of de betrouwbaarheid van het oordeel van de bezwaarverzekeringsarts, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om een onafhankelijk medisch deskundige een nader onderzoek te laten verrichten. Naar het oordeel van de rechtbank berust het bestreden besluit op een juiste medische grondslag.
2.2.
Het is de rechtbank ten slotte niet gebleken dat de bezwaararbeidsdeskundige functies heeft geduid die appellant vanwege de vastgestelde beperkingen niet zou kunnen verrichten.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant zijn gronden in beroep herhaald en aangevoerd dat hij ernstiger beperkt is dan door het Uwv is aangenomen waardoor hij niet in staat is de geduide functies te verrichten.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ook in hoger beroep heeft appellant zijn gronden beperkt tot de medische grondslag van het bestreden besluit.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank, en de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen, worden onderschreven. Er is geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling van de verzekeringsartsen. Ook in hoger beroep heeft appellant geen (nieuwe) medische stukken ingebracht. Er is geen reden de voor appellant op de datum in geding vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst onjuist te achten. Tegen die achtergrond bestaat er geen aanleiding voor het gelasten van een deskundigenonderzoek.
4.3.
Uitgaande van hetgeen is overwogen in 4.2 slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.C.W. Lange, in tegenwoordigheid van J.R. van Ravenstein als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 september 2014.
(getekend) C.C.W. Lange
(getekend) J.R. van Ravenstein
GdJ