ECLI:NL:CRVB:2014:3027
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- C.H. Bangma
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Geen compensatie voor verlies van voorwaardelijk ouderdomspensioen na ontslag bij Defensie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in beroep ging tegen de beslissing van de Minister van Defensie over zijn ontslag en de gevolgen daarvan voor zijn ouderdomspensioen. Appellant, geboren in 1953, was sinds 1969 werkzaam bij het ministerie van Defensie en kreeg op 12 januari 2011 eervol ontslag wegens overtolligheid. Dit ontslag werd verleend met toepassing van het Sociaal Beleidskader Defensie 2004 (SBK 2004). Appellant was zich bewust van de financiële gevolgen van zijn ontslag en had eerder informatie ingewonnen bij het ABP over zijn pensioenaanspraken. Hij had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister, omdat hij vond dat hij recht had op compensatie voor het verlies van zijn voorwaardelijk ouderdomspensioen, dat hij als gevolg van zijn ontslag niet zou ontvangen.
De minister had het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen procesbelang zou hebben. De rechtbank Alkmaar had deze beslissing later vernietigd, maar de minister verklaarde het bezwaar opnieuw ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de minister in redelijkheid het verzoek om compensatie had kunnen afwijzen. Appellant stelde dat hij door zijn ontslag een permanente korting van 25% op zijn ouderdomspensioen zou ondervinden en dat de minister hem voorafgaand aan het ontslag had moeten attenderen op deze gevolgen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant op de hoogte was van de gevolgen van zijn ontslag en dat hij vrijwillig had ingestemd met het ontslag. De Raad concludeerde dat de minister niet verplicht was om compensatie te bieden voor de pensioenschade, aangezien de toepasselijke wettelijke voorschriften geen grond voor compensatie boden. De Raad oordeelde dat de minister in redelijkheid had kunnen besluiten om geen verdere compensatie te bieden, gezien de omstandigheden van de zaak.